In vroegere tijden waren de mensen lichtgelovig wat betreft verschijnselen. Veel werden er dan ook toegeschreven aan wonderen en magie, alhoewel de tovenaars van dien nog wel eens op de brandstapel terecht konden komen. Ook in de muziek worden wonderen en magie regelmatig als onderwerp gekozen. We hebben er een paar uit de hoge hoed getoverd.

Keuze Marco Groen: Lightnin’ Hopkins – Mojo Hand (1962)

That Voodoo that you do

Zoals het een goed blues-artiest betaamt was Sam John Hopkins geboren in het diepe zuiden van de Verenigde Staten, groeide op in armoede en kwam op jonge leeftijd al op harde wijze in aanraking met het gevangeniswezen. De Blues voel je nu eenmaal het beste wanneer je de nodige ellende hebt gekend. Lightnin’ Hopkins, zoals de wereld hem kent, had wat dat betreft de wind in de rug. Reeds op achtjarige leeftijd greep de Blues hem bij de keel en ging het ventje in de leer bij Blind Lemon Jefferson, de grootvader van de Texas Blues. De blinde artiest vond niemand goed genoeg om samen met hem mee te spelen, met uitzondering van de jonge Hopkins. Iets dat Jefferson goed gezien had, want Hopkins zou met zijn manier van spelen de gitaarmuziek naar een andere dimensie brengen. Hopkins lukte het om zowel de bas, ritme, percussie als lead tegelijk op een gitaar te spelen. Een element dat de latere grotere der aarden direct of indirect van hem hebben afgekeken. Nu zou je natuurlijk kunnen denken dat Hopkins zijn uitzonderlijke manier van spelen te danken heeft aan talloze oefensessies, gekoppeld aan een natuurlijk talent voor ritme, maar in het geval van vroege Bluesartiesten zijn er wellicht eveneens andere, meer metafysische krachten in het spel: magie.

Net zoals tijdgenoot Robert Johnson ligt een pact met de duivel voor de hand, ware het niet dat Lighnin’ Hopkins gewoon in zijn nummers vertelt wat zijn geheim is. Hopkins draagt, net als veel andere zwarte Amerikanen in die tijd, een mojo-hand. Het effect van zo’n magisch voorwerp wordt uitvoerig bezongen in het eerste nummer van het gelijknamige album. In dit nummer reist hij naar Louisiana om zo’n ding te bemachtigen, zodat hij zijn vrouw kan betoveren. Dit was blijkbaar nodig. Zo’n mojo-hand is een zakje gevuld met allerlei nuttige voorwerpen. Dit kan uiteenlopen van steentjes, amuletten, vinger(kootjes), haar, muntjes, kruiden, noem maar op. De vulling is afhankelijk van het gewenste doel van de mojo-hand. Hierbij kan het gaan om geluk in de liefde, zakelijk succes of andere immateriële zaken waar de natuurgeesten invloed op kunnen hebben. Het gebruik komt voort uit de hoodoo-traditie, wat op zijn beurt een overblijfsel is van het sjamanistische geloof dat is meegelift met slaven uit West-Afrika.

Het is niet helemaal duidelijk of de mojo-hand van Lightnin’ Hopkins het gewenste effect heeft gehad. In een ander nummer over hetzelfde onderwerp geeft Muddy Waters ook al geen uitsluitsel: I got my mojo working, but it just doesn’t work on you, zo zingt hij in Got My Mojo Working. Het lijkt erop dat de krachten der natuur zich niet altijd even makkelijk laten bespelen. De muziek van Lightnin’ Hopkins doet het wat dat betreft een stuk beter bij de mensenkinderen.  Vermeldenswaardig over dit onderwerp is de frase Mr. Mojo Risin’ van Jim Morrison in het Doors-nummer L.A. Woman. Net zoals vele andere blanke artiesten lijkt het erop dat hij een mojo ziet als een abstract concept in plaats van een materieel voorwerp. Daar komt nog bovenop dat Mr. Mojo Risin’ een anagram is van Jim Morrison en hij dus, in alle bescheidenheid, zichzelf bezingt. Daar is weinig magisch aan.

Keuze Tricky Dicky: The Miracles – Ooh Baby Baby (1965)

Verwonderlijk

Iets over wonderen of magie. Laat ik dan beginnen met de tekstuele megablunder van Sandy Coast in hun hit True Love That’s A Wonder. Woordenboekengels, want het Engelse wonder is een overpeinzing of iets dat verbazing uitdrukt. Het had natuurlijk miracle moeten zijn en deze blunder is waarschijnlijk de reden dat het in de Engelstalige landen geen hit geworden is.

Een andere mislukking is de vreselijke inzending van de Toppers naar het songfestival met het door Gordon geschreven lied Miracle. Dat juist deze gekozen werd was een wonder op zich, want de heren moesten op de verkeerde toonhoogte zingen. Kijk, toen even ex-lid Gerard Joling had daar geen moeite mee gehad, maar de drie Toppers veranderden in gillende keukenmeiden. Voor Gordon was dat een natuurlijke rol, maar Froger en Van der Boom hadden duidelijk moeite het uit hun strot te persen. En toen ging ook nog het licht uit (van hun showpakken).

Nee, een echt wonder is dat mijn vrouw en ik al bijna 32 jaar getrouwd zijn, want ik ben de gemakkelijkste niet. Ja, ik geef het toe. Maar kennelijk heb ik ook goede kanten, dus. Toch is het onvoorstelbaar, zoals mevrouw Dicky zo af en toe zelf zegt.

Ooo baby, baby.
Yeah baby, yeah!

Keuze Der Webmeister: Focus – Hocus Pocus (1971)

Toverstok in je broekje!

Als kind van de jaren ’70 ben ik onbewust opgegroeid met de muziek van Focus. Prachtige, vaak spetterende instrumentale nummers die letterlijk tot de verbeelding spraken, en die ik waarschijnlijk daarom nog altijd associeer met achtergrondmuziek in films of TV programma’s uit die jaren.

Er is weinig Hocus Pocus aan Focus. Ik bedoel: het klinkt allemaal lekker transparant, puur en helder, alsof je naar een schilderij van Mondriaan luistert. Niks is weggemoffeld onder een muzikaal tapijt, geen effecten, vervorming en andere cosmetische trucjes. Hoefde ook niet want Thijs van Leer en Jan Akkerman waren natuurlijk zowel geniaal als virtuoos, daar viel weinig onder het tapijt te schuiven. Maar daar wil ik het nu even niet over hebben. Ik wil de focus graag even leggen op de magische toverstok onder de muziekinstrumenten, jawel, de dwarsfluit.

Ik geloof niet dat Focus begonnen is met deze trend, maar ze waren er in ieder geval wel vroeg bij. De dwarsfluit was mateloos populair in de popmuziek tijdens de nadagen van het hippietijdperk, enerzijds vanwege het zachte en vriendelijke geluid, maar anderzijds toch ook omdat het een beetje rebels oogde, nou ja, dwars dus eigenlijk. De dwarsfluit bespelen doe je subtiel met je lippen, alsof je cunnilingus bedrijft, wat natuurlijk helemaal groovy was in de seventies, het tijdperk van vrije seks.

De dwarsfluit, zo’n beetje de ruggengraat van de ProgRock, legde natuurlijk ook de link met klassieke muziek, en gaf daarmee de nog jonge popmuziek een aureool van tijdloosheid. Jethro Tull is zo’n beetje de bedenker van deze cross-over tussen popmuziek en dwarsfluit, en onze eigen Golden Earring sprong direct op deze bandwagon. Maar let vooral in onderstaande film hoe Thijs van Leer trok met die 50 cm lange glimmende toverstok, stevig in z’n handen geklemd, daarbij natuurlijk duidelijk makend dat we hier van doen hebben met een fallussymbool van jewelste.

Keuze Annemarie Broek: Redbone – The Witch Queen Of New Orleans (1971)

Familietraditie

1973. Ik had een baantje op de redactie van een jeugdtijdschrift (inmiddels al lang ter ziele) waar zo af en toe concertkaartjes heen gestuurd werden in ruil voor een artikeltje. Die maandagochtend kwamen er twee kaartjes binnen voor het nachtconcert van Redbone in het Concertgebouw. Die groep was helemaal niet ‘hip’ ondanks hun succes met Wounded Knee dus met een vies gezicht werden de kaartjes op mijn bureau gelegd. Ik was namelijk de jongste bediende.

Ik kende de groep overigens van Crazy Cajun Cakewalk Band met een lome, dreigende sfeer en een heel apart gitaargeluid. Dus ging ik met mijn verloofde naar het concert. Het artikeltje over Redbone heb ik waarschijnlijk wel geschreven, maar van het concert herinner ik me niets. Het was gewoon een klassiek blijf-op-je-stoel-zitten concert en het swingde daardoor niet.

Het Amerikaanse Redbone was rond 1970 de eerste die met etnische muziek in de Amerikaanse Top tien kwam. De groep bestond toen uit vier muzikanten, die allen van Indiaanse afkomst waren, de een iets meer dan de ander. De broertjes Pat en Lolly (Vasquez-)Vegas hadden al hun sporen verdiend met studiowerk (onder andere Sonny & Cher) en jamden regelmatig met Jimi Hendrix. Maar ze wilden toch meer: een eigen band met een eigen geluid. Op aanraden van Jimi, die zelf ook deels Indiaans van afkomst was, startten ze een band met op de Indiaanse cultuur geënte muziek. Tony Bellamy was er inmiddels als sologitarist bij gekomen. Af en toe bespeelde hij de gitaar met een drumstokje, wat een vioolachtig, maar ook spookachtig effect had. Pete DePoe was ook niet de eerste de beste drummer: hij ontwierp de speciale en zeer herkenbare King Kong drumstijl die veel navolging kreeg, onder andere bij de Tower Of Power.

‘The Witch Queen Of New Orleans’ was hun eerste grote succes. Het gaat over een toverheks in het New Orleans van rond 1880, die met haar toverspreuken, pillen en drankjes macht over anderen kon krijgen. Haar naam was Marie La ‘Voodoo’ Veau. Op een zekere dag was ze verdwenen in het moeras, maar onheilspellend wordt er gezongen a witch queen never dies. Daarna volgden er nog Fais Do en Wounded Knee, allemaal in dezelfde onheilspellende sfeer. Wounded Knee mocht vanwege de inhoud geen succes worden. Het verhaal gaat dat CBS deze plaat dan ook niet wilde persen, waarna Pat en Lolly inbraken in de perserij en zelf 500 singles persten, die ze meenamen op hun tournee door Europa. Het was dan ook een nummer dat een stukje kwalijke Amerikaanse geschiedenis verwoordde.

Redbone bleef met een kleine bezettingswisseling nog lang actief, maar tot hits zou het niet meer komen. Pat Vegas treedt inmiddels regelmatig op, vergezeld van zijn zoon en dochter. De familietraditie gaat onverminderd door.

Keuze Peter van Cappelle: America – You Can Do Magic (1982)

Geen hit, maar op magische wijze toch heel bekend

America was vooral in de jaren ’70 een grote band met hits die nog altijd in beste allertijdenlijstjes staan of nog altijd met enige regelmaat in tv series worden gebruikt. Zo werd A Horse With No Name dankbaar gebruikt in Breaking Bad, en Sister Golden Hair in The Sopranos. In ons land hebben ze eigenlijk maar twee echte hits gehad met het eerder genoemde A Horse with No Name en hun laatste stuiptrekking in de hitlijsten The Border in 1983. Maar Sister Golden Hair en Ventura Highway zijn desondanks niet meer weg te denken uit bijvoorbeeld een lijst als de Top 2000. Dat is het magische van deze band; een aantal van hun nummers zijn heel bekend ondanks dat ze geen hitnotering hebben gehad.

Dat is ook het geval met You Can Do Magic uit 1982, wat alleen in Amerika (what’s in the name?) een hit is geweest en hier in Europa nauwelijks iets deed. In de periode daarvoor leken de hoogtijddagen van America al een aantal jaren voorbij te zijn sinds het vertrek van Dan Peek in 1977, die zijn Christelijke geloof terugvond en ook muziek ging uitbrengen in de gospelscene. Hij zou uiteindelijk in 2011 overlijden. Dewey Bunnell en Gerry Beckwell gingen als duo verder, maar in eerste instantie met weinig succes. Maar opeens kwam er in 1982 met het album View From The Ground een opleving met de Amerikaanse hitsingle You Can Do Magic. Waarna een jaar later nog één hit werd gescoord met The Border, zelfs in Nederland.

Na het minder succesvolle album Perspective uit 1984 was het voor tien jaar klaar met America. Sinds Hourglass uit 1994 komen er mondjesmaat nog weleens nieuwe albums uit. Waarvan er op het album Here & Now uit 2007 nog een verrassend mooi pareltje stond met Indian Summer, dat ongetwijfeld één van hun grote klassiekers was geweest als het 30 jaar eerder was verschenen.

Ik was altijd in de vooronderstelling dat You Can Do Magic hier ook een hit geweest moest zijn. Mijn ouders luisterden in mijn jeugd altijd naar de regionale golden oldieszender waarop easy listening uit de jaren ’60, ’70 en ’80 voorbij kwamen, en You Can Do Magic kwam daar ook regelmatig voorbij. Jaren later, tot mijn grote verbazing, bleek het niet eens een nummer te zijn dat in de Top 2000 ooit heeft gestaan. Geen Top 40/50/100 hit, geen Lijst der Lijsten hit, en toch zo bekend. Is dat ook niet iets magisch?

Keuze Joop Broekman: Possessed – The Exorcist (1985)

Wat niet bestaat, krijg je ook niet weg

Een eeuwenoud ritueel zorgde in 1973 voor een dikke filmhit. The Exorcist (naar het gelijknamige boek) was toen een indrukwekkende film, want mensen hadden zoiets nog nooit gezien. De makers van The Simpsons gebruikten het meerdere keren in de Treehouse Of Horror-afleveringen. Kun je exorcisme onder wonderen en magie laten vallen? Als je de duivel kan laten verdwijnen uit iemands lichaam, dan wel.

Maar goed, de duivel is een religieus verzinsel waarmee nog steeds mensen bang gemaakt worden. Dus wat valt er dan uit te drijven? Ik kan me nog wel eens kwaad maken over de opgelegde associatie van hardrock en metal met de duivel. Of satan. Of de hel, want in de hemel is dan echt geen plek meer voor je. Prima, je vraagt er alleen nog maar meer om dat mensen wat vinden van het geloof in welke (denkbeeldige) hogere macht dan ook.

Possessed zette in de jaren ’80 het genre death-metal op de kaart. Zelfs na al die jaren komt er van het album Seven Churches nog altijd een brok power af. Op deze plaat maakte ook Gary Lalonde deel uit van de bezetting. Een paar jaar later verliet hij Possessed, leerde via een andere band ene Les Claypool kennen en de rest is bekende geschiedenis. Onderling gedoe en spanningen zorgden er voor dat Possessed al in 1987 het loodje legde. Sindsdien is de groep twee keer heropgericht en vele bezettingswisselingen verder.

Seven Churches is een van de metalstandards. Daar zijn er veel van, maar maak je een lijstje over de jaren ’80 of death-metal in het algemeen, dan moet dit album er zeker in. En bij de openingstrack is de link met de gelijknamige film niet te missen. Als de hel bestaat, dan is het vuur voor de eeuwigdurende barbecue. Hopelijk is er genoeg drank (ik vind bijna alles lekker), kom ik veel gelijkgestemde zielen tegen en staat er alleen gitaarwerk op de playlist. Possessed komt dan vast ook wel langs.

Keuze Marcel Klein: Yes – Miracle Of Life (1991)

Het wonder van het leven

Het nummer wat gelijk door mijn hoofd spookte toen ik het thema van de battle las, was toch wel dit nummer Miracle Of Life. Het refrein was daarna de hele week niet meer uit mijn hoofd te krijgen, dus geen andere keuze dan dit. Nu is dit wellicht niet een wonder of een mythe, maar laten we toch wel wezen, als iets een wonder is, is het toch wel het leven. En dan niet alleen de aarde zelf, de natuur, alle verschillende diersoorten, maar juist ook de mens. Een wonder van het ontstaan van nieuw leven, een baby die opgroeit tot een volwassen man of vrouw. Eigenlijk niet te bevatten, hoe groot dat wonder is.

Miracle Of Life is een nummer van de band Yes. Tot en met het eind van de 70-er jaren goed voor een flinke trits aan progressieve rockalbums en daarna een wat zwalkend bestaan gekregen, soms geniaal, soms tenenkrommend slecht. Dat laatste is bij critici en fans ook het geval met het album Union uit 1991, waar dit nummer op staat. Niet alleen critici en fans zijn niet zo tevreden over dit album, want alhoewel de tour die volgde wellicht wel een van hun meest succesvolle is geweest, zijn alle bandleden niet echt tevreden over dit album. En niet tevreden is dan nog een understatement.

Even terug naar eind jaren ’80. Er ontstonden twee bands onder de naam Yes. Aan de ene kant stond bassist Chris Squire en aan de andere kant stonden de heren Jon Anderson, Bill Bruford, Rick Wakeman en Steve Howe. Uiteindelijk bleek dat de naam Yes toebehoorde aan Chris Squire en de tweede band ging verder onder de naam Anderson, Bruford, Wakeman & Howe (ABWH). In deze samenstellen brachten de heren een best succesvol album uit, terwijl het leek alsof Yes echt de weg kwijt was.

Anno 1991 besloten Squire en Anderson dat het wellicht goed was om beide bands weer samen te voegen tot Yes. Lang niet iedereen was het hiermee eens en met name de heren Wakeman, Bruford en Howe waren not amused. Er waren al veel nummers opgenomen voor een tweede ABWH album en samengevoegd met een aantal nummers van Yes (met name Trevor Rabin) had al een aantal nummers geschreven ontstond Union. Door dit ratjetoe aan leden, nummers, maar ook producers, die besloten om hele delen van nummers ook nog door anderen te laten inspelen, werd dit een album waar de band niet veel mee had en dus door de meeste bandleden ook als niet best werd bestempeld.

En ja, even als het album van ABWH klinkt het hier en daar wat kil. En ja, er staan een aantal gedrochten van nummers op. En ja, het voelt hier en daar ook als een samengesteld album. En toch, ik vind het wel een goed album. Met als hoogtepunt Miracle Of Life.

Geschreven door Trevon Rabin, die dit meer als een protestsong schreef, nadat hij op televisie een documentaire had gezien over het moedwillig vermoorden van dolfijnen in Denemarken. Een ode aan het wonder van leven. Het is niet alleen tekstueel een hoogtepunt op het album, dit nummer is misschien wel tekstueel gezien het beste van het album, terwijl de muziek op deze track nog het meest de oude stijl van Yes benaderd. Ook Steve Howe gaf later aan, dat dit nog wel het best geslaagde nummer van het album is. Yes, zoals we Yes kennen, een dreigende opbouw, veel verschillende soli, het typische stemgeluid van Jon Anderson en een positieve tekst.

Sing when open hearts are calling,
Shout with open eyes (To the miracle of life)
Far below the deepest treasure
To the miracle of life

Terug naar het wonder van het leven. Dat is wat ons toch op de been houdt. Een groter wonder is er niet. Dan worden we misschien even stilgezet door hobbels op de weg, maar we hoeven alleen maar om ons heen te kijken om dat wonder te zien.

Keuze Remco Smith: The Wonder Stuff – Mission Drive (1991)

Inspiratie

Hoe werkt dat nou, blogger zijn binnen dit onvolprezen platform? Waar haalt de blogger zijn of haar inspiratie vandaag?

Nou, als volgt dus. Op maandagmiddag rond een uur of vier druppelt een onderwerp voor de battle van de volgende week binnen. Een zanger, zangeres of band. Een verwijzing naar een speciale datum, een periode. Een voorwerp of emotie. Soms leidt dat meteen tot inspiratie. Omdat het onderwerp verwijst naar een muzikant waar je al een tijd over wilt bloggen. Soms kauw je er een paar dagen op, wik en weeg je verschillende mogelijkheden. Is die zangeres wel echt ondergewaardeerd? zou een afweging kunnen zijn. Of Daar heb ik al twee keer over geblogd en zo leuk vind ik die band nou ook weer niet. Soms roept een huisgenoot een suggestie. Soms popt tijdens het hardlopen of fietsen opeens een melodie op, een liedje: Ja dat is hem! Meestal kom ik er wel uit.

Er zijn ook onderwerpen die meer moeite kosten. Waar zoektochten op Internet of Spotify aan te pas komen. Vaak leidt dat alsnog tot een hele leuke ontdekking. Dat is voor mij reden om zoveel als mogelijk toch een bijdrage in te dienen.

En soms blijft het een battle, voor mijzelf dan. Soms ontbreekt het voor een langere periode aan inspiratie. Gewoon, drukte op het werk, drukte in mijn hoofd, geen ruimte voor het creatieve proces dat moet leiden tot een leuke bijdrage. Ik merk dat ik daar nu al een paar weken in zit. Geen inspiratie en dat lees je eerlijk gezegd aan de stukjes af. Deze bijdrage is helaas geen uitzondering. Ik zag het onderwerp en dacht meteen aan The Wonder Stuff. Niet omdat de band mij opviel in jubeljaar 1991. Ik kan niet eens een liedje zo opnoemen, laat staan woordelijk meezingen. Ik zou over The Wonder Stuff niet een wervend stukje kunnen schrijven, vrees ik. Bij gebrek aan inspiratie blijf ik toch maar bij mijn eerste ingeving. Het alleraardigste Mission Drive van The Wonder Stuff.

Keuze Ruud Besseling: The Offspring – Dirty Magic (1992)

That band is more punk than me

Het genre hardrock en tevens de zwaardere metalen werden mij in de jaren tachtig met de paplepel ingegoten door mijn iets oudere neven. Ik leverde op zijn tijd een cassettebandje in en kreeg deze na enige tijd weer retour met daarop diverse hardere pareltjes. Het zal dus ergens eind jaren ‘80 zijn geweest dat ik de Megadeth-versie van Anarchy In The U.K. voor het eerst hoorde. Fijne cover van de Sex Pistols en een van mijn eerste kennismakingen met het genre Punk.

Later ontdekte ik steeds meer punk gerelateerde bands/muziek, want als amateur skater zijnde was dat iets waar ik graag naar luisterde. Van Dead Kennedys tot Pennywise & van NOFX tot Bad Religion. De gitarist van laatstgenoemde band genaamd Brett Gurewitz richtte omstreeks ‘81 platenlabel Epitaph op en circa een decennia later verwelkomde hij The Offspring bij datzelfde label. The Offspring timmerde al enige tijd aan de weg, maar brak pas rond ‘94 door met hun hit album Smash. Zo’n twee jaar daarvoor brachten de Californian Punkers het album Ignition uit via Epitaph met daarop het nummer Dirty Magic. Het nummer is meer punkrock dan echt punk met een catchy jaren ‘80 ondertoon.

Maar goed ik moet eerlijk bekennen dat ik het nummer pas hoorde toen Smash al in de schappen lag. Ik was namelijk van mening dat The Offspring, net als Green Day, veel te commercieel was en dus hield ik het bij de meer underground punk bands, hoe ver kan een mens ernaast zitten.

Niet zo lang geleden zag ik de documentaire Punk van onder andere Iggy Pop en dat bood mij een prachtige en vooral interessante reis door de wereld van punk. Onder andere kwam Brett Gurewitz aan het woord, die het op zijn beurt weer opnam voor The Offspring. De band timmerde al sinds begin jaren ‘80 aan de punkweg met alle ‘underground’ ups & downs en werd eigenlijk ongevraagd medio jaren ‘90 een van de grote punkbands. Op de achtergrond bleven zij immer normaal, voor zover een punker normaal kan zijn. De documentaire had op mij een zekere magische uitwerking wat betreft mijn mening over & beeld van de punk. Door de beelden van vieze oefenruimtes, optredens en ranzige verhalen ook iets vies magisch. De cirkel was rond. Oftewel Full Circle, maar dat is weer Pennywise. Ik weet nu een ding wel: that band is more punk than me.

Keuze Alex van der Meer: Lou Reed – Magician (Internally) (1992)

Indringende gelaagdheid

Het album Magic And Loss uit 1992 is wonderlijk gezien vaak het album waar ik als eerste naar grijp als ik behoefte heb aan muziek van Lou Reed. Ondanks dat ik er niet meteen van hield is dit juist het donkere en indringende album waar ik nu persoonlijk heel veel mee heb. Het album gaat over ziekte, over doodgaan en verdriet, maar ondanks dat het tragisch is allemaal, is er ook sprake van verwondering. Afscheid nemen van het leven is niet verstandelijk, het loslaten van alles is een laatste en eenmalige onbekende.

Met name in het nummer Magician komt het naar voren. Op het sterfbed is het niet alleen hopen op een wonder van het verlossen van de pijn, maar wellicht juist ook de wens wonderlijke krachten te ontvangen om te kunnen vertrekken, het leven los te laten.

Doctor you’re no magician – and I am no believer
I need more than faith … can give me now
I want to believe in miracles – not just belief in numbers
I need some magic to take me away

Magician is een voorbeeld van een nummer met een enorme lading. Ondanks de eenvoudige opzet van de track kun je juist spreken van een indringende gelaagdheid. Het is geen wonder dat ik er steeds een brok van in mijn keel krijg.

Keuze Alex van der Heiden: ASP – Zaubererbruder (2008)

Meester van de zwarte molen

Duitsland kent vele duistere plaatsen met magie en hekserij. Ik ben een paar keer in de Harz geweest en de feeërieke wouden daar lenen zich enorm voor fantasieën die mooie sagen voortbrengen. Maar datzelfde geldt voor de alpen in het zuiden, het bij Nederlanders geliefde Schwarzwald, maar zeker ook voor talloze steden en dorpen met hun eigen plaatselijke verhalen. Eén daarvan is het dorpje Schwarzkollm in de gemeente Hoyerswerda. Daar komt een bekende sage vandaan die gaat over de tovenaarsleerling Krabat en speelt zich af in de plaatselijke zwarte molen.

Duitsland kent vele vormen van gedeclameerde liederen en lijkt hier een traditie in te hebben. Ik bedoel daarmee het verhalend zingen van teksten. De meest bekende is uiteraard Bach met zijn Matthaüs Passion. Ik wil van Bach in één keer de lijn doortrekken naar Rammstein, ook zij slagen er uitstekend in om een tekst verhalend neer te zetten en een bepaalde intonatie mee te geven. De Duitse taal leent zich er ook gewoon erg goed voor door de combinatie van de hardheid die tegelijkertijd ook heel veel artistieke schoonheid in zich bergt. Precies dat komt samen in het lied Zaubererbruder van ASP.

ASP staat voor Alexander Spreng die ik het liefst zou omschrijven als een mengelmoes tussen Marylin Manson, Till Lindemann en Alice Cooper. Ook qua theatraliteit is dat een prima vergelijking. De thematiek die Spreng opzoekt is meestal van duistere aard en zo ook deze Zaubererbruder die gaat over Krabat. Krabat is een verbastering van Kroaat en draait om de tovenaarsleerling die niet kan loskomen van de duistere molenaar die nog tien tovenaarsleerlingen heeft, Krabat zijn Zaubererbruder. De sage is al eeuwen oud en speelt zich af in het begin van de achttiende eeuw. De kinderboekenschrijver Otfried Preuβler blaast in 1971 nieuw leven in dit verhaal en schrijft een boek dat bij ons bekend staat onder de titel ‘Meester van de zwarte molen’.

Ik kan natuurlijk het hele verhaal hier voorkauwen, maar veel beter is het om zelf te lezen of je in het verhaal te laten slepen door ASP die een compleet album gewijd heeft aan dit boek. Gezien de aard van deze website wordt dat dus in ieder geval luisteren naar het album Zaubererbuder-Der Krabat-Liederzyklus van ASP. Voor de luie mens is er ook nog een verfilming gemaakt in 2008 onder de naam Krabat.

[crowdsignal poll=10773101]

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.