Er zijn in 2020 zo’n 800 musici overleden en ongeveer 10% daarvan door COVID-19. Niet allen zijn bekende namen, maar in deze battle bieden we tevens een aantal oudgedienden en vergeten muzikanten een laatste (?) podium.

Keuze Jan-Dick den Das: Pretty Things – Don’t Bring Me Down (1964)

Vuige held

Laten we meteen maar duidelijk zijn, het leven is niet eerlijk. Phil May kon daarover mee praten. Phil May de voorman van Pretty Things; een band die model stond en een voorbeeld waren voor veel andere bandjes. En ook de band die de allereerste rockopera schreef, in 1968 werd S.F. Sorrows geschreven. De platenmaatschappij wilde het niet uitbrengen. Phil May zei er ooit in een interview in Lust for Life het volgende over: Het was een heel ambitieus album. We hadden er met hart en ziel aan gewerkt. De recensies waren euforisch. Alleen had onze platenmaatschappij er totaal geen vertrouwen in. We werden nog steeds gezien als een stel holbewoners; niet bij machte om betekenisvolle muziek te maken. S.F. Sorrow had de geschiedenis in kunnen gaan als de eerste rockopera ooit, maar ons label in Amerika bleef de release uitstellen. Uiteindelijk verscheen Tommy van The Who, dat later was opgenomen, maanden eerder dan onze plaat. Toen ons label medio 1969 eindelijk wakker schrok en S.F. Sorrow dan toch uitbracht, werden we weggehoond als copycats. De schade was onherstelbaar.

Je bent de eerste maar de roem gaat naar een ander; dus eerlijk….niet echt. Nu kon Phil May en wapenbroeder Dick Taylor ook niet zo heel goed omgaan met succes, want als het te goed ging moest het kapot. Phil liet het leven op 15 mei en werd op deze site meteen geëerd door collega blogger Willem Kamps.

Vanaf 1963 tot en met 2018 was Phil May actief met Pretty Things. Het laatste concert vond plaats in O2 in London, David Bowie en Van Morrison gaven daar acte de precense. Pretty Things, lees Phil May en Dick Taylor hadden als fans onder andere Jimi Hendrix, en de eerder genoemde Bowie; in de muziekwereld ben je dan echt wel iemand. En toch is het tegelijkertijd ook een schoolvoorbeeld van een ondergewaardeerde band. Illustratief is het optreden in 1996 in de poptempel Paradiso, een jaar daarvoor stonden The Rolling Stones in dezelfde zaal. Ramvol, uitverkocht en veel teleurgestelde fans, want iedereen wilde daar wel bij zijn. Bij Phil May en zijn mannen slechts een handje vol fans. En dat handje vol fans kregen wel waar voor hun geld. Dagblad Trouw schreef een recensie en die loog er niet om: Als een punkgroep avant la lettre, speelden ze de duivel los. Onderhuidse dreiging lag telkens op de loer. Nummers als Midnight to 6 man, Come see me en LSD zouden door geen enkel Britpopbandje van vandaag verbeterd kunnen worden. May was uitzonderlijk goed bij stem en Taylor, ondanks zijn bejaarde uiterlijk, een even subliem gitarist.

En beste mensen, ze staan niet in de Snob 2000. En dat kan eigenlijk niet, want Pretty Things en dus Phil May is verplichte kost. Dus volgend jaar als eerbetoon Don’t Bring Me Down erin stemmen. Voor Phil en de Rock and Roll. Juist omdat dit nummer in de live uitvoering laat zien waar Phil en Pretty Things voor stonden: muzikale energie tot het einde. Dus stemmen volgend jaar. Don’t bring him down.

https://www.youtube.com/watch?v=BC3Gi02TQks

Keuze Annemarie Broek: Wayne Fontana & The Mindbenders – The Game Of Love (1965)

Charmeur en popidool uit de sixties

Begin zestiger jaren was Manchester, gelegen in het noordelijk deel van Engeland, een ware broedplaats voor de popmuziek en die het muzikale landschap wereldwijd voor eeuwig veranderde. Hier werd op 28 oktober 1945 Glynn Geoffrey Ellis geboren, die later beroemd zou worden onder zijn artiestennaam Wayne Fontana, bij wijze van  eerbetoon aan de drummer in de band van Elvis Presley, D.J. Fontana.

Op zijn zestiende jaar had hij al een eigen beatgroepje samengesteld en had hij zelfs een auditie weten te regelen bij een platenmaatschappij. De leden van zijn groepje kwamen echter niet opdagen en dus rekruteerde hij heel snel twee nieuwe bandleden uit de toevallig aanwezigen. Vanaf dat moment bestond de band uit Wayne Fontana, Bob Lang, Ric Rothwell en Eric Stewart.

Na een aanloopperiode van optreden en covers opnemen, die alle niet erg succesvol waren, bleek het nummer Um Um Um UM Um Um tot het gewenste succes te leiden. Dit  nummer was overigens een compositie (of jeugdzonde?) van Curtis Mayfield; in Amerika een hit voor Major Lance, in die tijd een gerespecteerd R&B artiest. Hun grootste hit was The Game of Love, een compositie van C. Ballard jr.

Tijdens één van de vele concerten. tegen het einde van 1965, verliet Wayne Fontana  plotseling het podium om niet meer terug te keren. De Mindbenders stonden er alleen voor. Eric Stewart nam de leadzang voor zijn rekening en zo zou het blijven tot deze groep werd opgeheven.

Wayne Fontana ging door met muziek maken en stelde een nieuwe begeleidingsgroep samen, die onder verschillende namen zou optreden. Dat leverde een aantal hits op zoals Come On home, Pamela Pamela, 24 Sycamore, The Impossible Years en Storybook Children.  En hier duikt de naam van Graham Gouldman op, die onder meer de hit Pamela Pamela voor Wayne Fontana schreef.

Sinds de jaren zeventig beperkte hij zich qua optreden tot het nostalgiecircuit. Een regelmatig terugkerend programma waarin hij optrad was de Solid Silver Sixties Show. Als we kijken naar de manier waarop hij de Mindbenders verliet en de vele botsingen met justitie was hij een ongemakkelijk heerschap, maar zijn publiek droeg hem op handen met zijn zijn jongensachtige grijns en zijn mooie ogen. Hij overleed op 6 augustus 2020 op de leeftijd van 74 jaar.

Keuze Tricky Dicky: Emitt Rhodes – Somebody Made For Me (1970)

Een vermoorde carrière dankzij de platenmaatschappijen

Kortstondig stond Emitt Rhodes begin jaren zeventig op dezelfde hoogte als Paul McCartney. Eind jaren zestig was hij op zeventienjarige leeftijd de drijvende kracht achter The Merry-Go-Round, die twee kleine hits hadden met Live en You’re A Lovely Woman. Het enige album van de band kon commercieel geen potten breken, maar bleek achteraf een klassieker. Diverse liedjes werden gecovered door onder andere The Bangles, Linda Ronstadt en Fairport Convention.

In 1970 kwam zijn officiële debuutalbum uit en de recensies waren lovend voor de prachtige popliedjes die in het verlengde lagen van de vroege soloplaten van Paul McCartney. Niet alleen daardoor, maar hij was een multi-instrumentalist en zijn stem had hetzelfde timbre als van Sir Paul. De plaat haalde de 29ste plek in de Billboard. Zijn contract bij A&M liep af, maar contractueel moest er nog een album komen en dus schraapte A&M oude opnamen bij elkaar en gaf deze uit als The American Dream.

Hij tekende in jeugdige overmoed een contract bij Dunhill waar hij voor slechts US$ 5.000 beloofde zes albums in drie jaar te maken. Ondanks zijn schitterende Mirror een jaar later kon hij doordat hij alles zelf componeerde, inspeelde en produceerde niet aan de eisen voldoen. Tot overmaat van ramp besloot A&M het oude album nogmaals met een nieuwe hoes uit te brengen; dit bleek verwarrend voor de potentiële platenkopers en leverde onherstelbare schade op. Zijn vierde album in 1973 (Farewell To Paradise) laat een inmiddels uitgeputte Rhodes horen. En toen besloot Dunhill een claim van een kwart miljoen bij hem neer te leggen, omdat hij niet aan de contractuele eisen voldeed en en passant werden de royalties ook stop gezet.

Rhodes raakt aan lager wal, maar zijn muziek krijgt in de daaropvolgende decennia steeds meer waardering en tot ieder verbazing komt er in 2016 een nieuw album uit: Rainbow Ends. Het zou zijn laatste worden, want op 19 juli 2020 overleed hij.

Ik heb getwijfeld tussen het titelnummer van zijn laatste album en iets van zijn meest succesvolle album uit 1970. Rainbow Ends staat onder de rode link, en ik kies toch voor Somebody Made For Me omdat hieruit overduidelijk bleek wat zijn potentie was geweest wanneer deze niet door de hebberige platenmaatschappijen vermoord zou zijn.

Keuze Guido de Greef: John Prine – Hello In There (1971)

Levenswijsheid

Het laatste wat John Prine zal hebben gedacht, was dat hij níet aan kanker zou overlijden. Natuurlijk, je weet nooit hoe je aan je einde komt, maar de Amerikaanse singer-songwriter had de ziekte al twee keer gehad, maar overleefd. De behandelingen hadden z’n sporen nagelaten. Z’n stem was dieper geworden. Prine was een beekbare man, kijk de videoclip bij Summer’s End uit 2018 er maar op na. Hij wist dat de dood rustig z’n kans afwachtte, zo blijkt uit When I Get to Heaven (When I get to heaven, I’m gonna shake God’s hand thank him for more blessings than one man can stand). Maar hij zou in 2020 nog wel op tournee gaan.

Half maart maakte Prine’s partner Fiona bekend dat ze allebei corona hadden opgelopen. Ze herstelde, maar de zanger lag in het ziekenhuis, ‘stabiel, maar zorgelijk’ zoals dat heet. Fans putten hoop uit het woordje ‘stabiel’, maar vergaten het woordje ‘zorgelijk’. Uit naïviteit of uit ontkenning; iedere liefhebber van Prine wist dat z’n overlevingskansen klein waren. Toen bekend werd dat Prine in het ziekenhuis was opgenomen, nam Joan Baez haar gitaar en speelde als steunbetuiging een cover van Hello In There. Het nummer stamt uit 1971 en staat op de debuut-elpee van de singer-songwriter. Baez coverde de song voor haar succesvolste album Diamonds & Rust. In de introductie vertelt ze dat het één van haar meest gevraagde verzoeknummers is.

In Hello In There beschrijft Prine vanuit het perspectief van een oudere man (‘me and Loretta’) hoe hij van achter het raam het leven aan hem voorbij ziet gaan. De kinderen wonen elders, zoon Davy is in de Koreaanse Oorlog omgekomen. Hij wil al een tijdje contact opnemen met een oud-collega, maar weet ook niet waar hij met die man over moet praten. Het is een empathisch, maar bitterzoet liedje. Uit de tekst spreekt levenswijsheid, Prine schreef het op 25-jarige leeftijd.

You know that old trees just grow stronger
And old rivers grow wilder every day
Old people just grow lonesome
Waiting for someone to say, ‘Hello in there, hello’

Baez had geen treffender liedje kunnen kiezen. Over een ouder stel dat vereenzaamt, het contact met de buitenwereld is verloren en wacht op een vriendelijk woord, iemand die een praatje maakt. In 2020 kwam daar nog een pandemie bij, waarbij het advies was binnen te blijven. Was Prine maar binnengebleven, denk je onbewust. Ik had ‘m een mooie oude dag gegund.

Keuze Willem Kamps: Strawbs – The Flower And The Young Man (1972)

De bescheiden voorbijganger

Een tweet van 18 november 2020: muzikant Tony Hooper is overleden. De naam zei me eerlijk gezegd niets, maar de band die in hetzelfde bericht werd genoemd wel: Strawbs. Daarvan kende ik maar twee bandleden van naam: Dave Cousins, oprichter en zanger, en de meest bekende van allemaal, maar dan vooral via zijn latere band Yes, toetsenist Rick Wakeman. Leuk en aardig, maar wie was dan Tony Hooper? Een kleine duik in de geschiedenis van The Strawbs én van Tony.

Tony Hooper en Dave Cousins kenden elkaar al op de basisschool. Zij vonden elkaar in Lonnie Donegan’s skifflesound. Reden om een eigen skifflebandje te beginnen, The Gin Bottle Four. Met de overstap op Bluegrass veranderden zij hun naam in The Strawberry Hill Boys, vernoemd naar de wijk Strawberry Hill in Londen. Bij hun volgende stap, richting de folk, kortten zij dat in ’67 in tot Strawbs, de band die toen korte tijd de later legendarisch geworden Sandy Denny begeleidde.

In tegenstelling tot Sandy Denny bestaan Strawbs nog. Ook nu nog is Dave Cousins de centrale figuur. Meest bekend zijn zij van hun eerste hit Lay Down en het vakbondslied: Part Of The Union (let trouwens bij het begin van de clip op die smeerpijp van Jimmy Saville, seksueel grootmisbruiker. Als de jongens van de vakvereniging dát hadden geweten). Het lied verenigde de band zelf overigens niet. Songschrijvers Hudson en Ford vertrokken omdat Cousins zíjn ding wilde doen en ook toetsenist Blue Weaver hield het voor gezien. Hij zocht zijn heil bij Mott The Hoople.

Dave Cousins is niet alleen de constante, maar dus ook de dominante factor in de band. Het koppel Hooper/Cousins kun je dan ook niet vergelijken met Lennon/McCartney. Vrijwel alle nummers zijn van Cousins, die ook meestal de leadzang voor zijn rekening nam. Tony, een meer bescheiden perfectionist, volgde of vulde in met zijn sprankelende gitaarpartijen en een enkele keer deed hij de lead. Wel kun je stellen dat hij een mooiere en lichtere stem had dan de schurende, nasale Cousins. De kracht zat in de combinatie van hun stemmen.

Toen hun muziek evolueerde tot symfonische rock en wereldwijd werd getoerd, hield Tony het voor gezien. Hij deed verschillende dingen, tot zijn overstap naar een uitgeverij als editor. Weer later ging hij zelf schrijven, educatieve boeken. In ’98 deed Tony nog één keer mee op het 30-jarige verjaardagsfeestje van Strawbs, maar was ontevreden over zijn eigen spel, ondanks een laaiend enthousiast publiek. Voor nu een passend eerbetoon: het door Tony gezongen The Flower And The Young Man. De bloem (zijn muziek) is onverwoestbaar. De jonge man, de bescheiden voorbijganger, die zo genoot van die bloem, is niet meer.

Keuze Martijn Janssen: Bill Withers – I Can’t Write Left-Handed (1973)

De kunst van het kleinhouden

Er zijn artiesten waarvan je denkt dat ze jaren geleden al een in memoriam gehad hebben maar die onverwachts weer onder je aandacht komen. Dit overkwam mij enkele jaren geleden met Bill Withers. Ik hou van veel verschillende artiesten maar weet niet altijd alle details van hun persoonlijke leven. Vaak is dat ook niet interessant, het is de muziek waar het om draait. Van Bill Withers kende ik een aantal nummers maar wist ook dat zijn laatste plaat van ergens in de jaren tachtig was. Wat er daarna met hem was gebeurd wist ik niet, hij leek van de wereld verdwenen. En toen stond hij ineens weer in de belangstelling vanwege een of ander eerbetoon. Hij trad ook weer in het voetlicht om het eerbetoon te ontvangen en gaf een aantal interviews. Ik realiseerde me, hij is nog helemaal niet dood! Bill had zich alleen teruggetrokken uit de muziekwereld, een industrie die hem steeds meer was gaan tegenstaan en waarin hij zich tegengewerkt voelde.

Bij het doornemen van zijn oeuvre valt de stem van Bill Withers misschien niet meteen op maar het is wel een stille kracht. De soul komt bij hem niet van gospel-uithalen vol pijn maar van een warme stem met net voldoende schuurpapier om te blijven hangen zonder te irriteren. En dan zijn er natuurlijk de songs! Hartzeer is een vast onderdeel van de soul, maar Bill’s liedjes klinken anders. Ze lijken meer volwassen, niet zozeer met grote woorden over grote emoties, maar juist de kleine details die je weten te raken. Erg verrassend is die volwassenheid niet. Withers was al 32 toen hij zijn debuutalbum opnam. In de jaren daarvoor had hij al de hele wereld rondgereisd terwijl hij in militaire dienst zat, de marine, alsook gewerkt als vliegtuigmonteur. Met zulke ervaringen weet je dat grote woorden niet alles zijn, ook kleine alledaagse gebeurtenissen kunnen je raken.

Een opvallende plaat van Withers is zijn Live At Carnegie Hall. Niet alleen is de lokatie van de opname opmerkelijk, Carnegie Hall is een prestigieus concertgebouw dat meer gericht is op klassiek en jazz, maar dit live album werd ook uitgebracht terwijl Withers nog maar slechts twee studio-albums had uitgebracht. Er worden dan ook een aantal nieuwe liedjes uitgevoerd die niet op zijn reguliere albums zijn te vinden. Meteen bij een eerste beluistering bleef I Can’t Write Left-Handed bij me hangen. Bill beschrijft hier de oorlog in Vietnam, een oorlog die officieel (een eerste keer) ten einde kwam vlak voordat het live album werd uitgebracht. De situatie en emoties die hij beschrijft zijn echter universeel en juist zo aangrijpend omdat hij het wederom klein heeft gehouden. Geen geopolitieke verhandeling hoe slecht oorlog in het algemeen is, Bill verwoordt de pijn en wanhoop van een enkele veteraan. Een man die wellicht niet met links kon schrijven maar dit wel moest leren omdat hij zijn rechterarm kwijt was. Een veteraan die als jongen naar de andere kant van de wereld was gestuurd om te vechten tegen een anoniem persoon die hem eigenlijk niks had aangedaan.

Tell the Reverend Harris to pray for me, Lord, Lord, Lord
I ain’t gonna live, I don’t believe I’m going to live to get much older
Strange little man over here in Vietnam, I ain’t, I ain’t never seen
Bless his heart I ain’t never done nothin’ to
He done shot me in my shoulder

Bill Withers gaf een stem aan de gewone burger, aan hun leven en gebeurtenissen. Hij verdween misschien grotendeels uit het publieke leven halverwege de jaren tachtig maar zijn songs zijn vanwege hun aandacht voor de kleine details relevant gebleven. Afgelopen maart verliet hij helaas ook het aardse leven.

Keuze Erwin Tijms: Kraftwerk – Radio-Aktivität (1975)

Kraftwerk swingt

Het chique, ietwat belegen Düsseldorf was de plaats waar Ralf Hütter en de dit jaar overleden Florian Schneider in 1970 Kraftwerk oprichtten. Aanvankelijk speelden de studenten nog op ‘analoge’ instrumenten, die Schneider elektronisch manipuleerde. Later stapten ze over op een geheel elektronisch instrumentarium. Dat was niet zomaar voorradig. Sommige instrumenten moesten op maat gemaakt worden om precies de klanken te maken waar Hütter en Schneider naar zochten. Muziek zoals die van Kraftwerk bestond nog niet. Zij waren de uitvinders. En dan is hun muziek wel ineens zeer op zijn plaats in een land dat zichzelf opnieuw moest uitvinden.

De impact van de muziek van Kraftwerk is zeer groot, zoals Stefan al eerder schreef in een blog kort na het overlijden van Schneider: van tijdgenoten zoals Bowie via de Britse en Amerikaanse elektronische muziek naar de dancemuziek van de laatste decennia.

Maar wat maakt Kraftwerk nou zo goed? Wat is de reden dat we nu nog steeds genieten van hun elektronische muziek van 45 jaar oud, terwijl andere synthesizermuziek uit die tijd toch wat meer neigt naar Orgel Joke? Het zit volgens mij in de kracht van de simpele melodie in combinatie met de juist wat meer complexe ritmes. Want Kraftwerk swingt. De stuwende industriële ritmes komen in je hoofd en gaan er niet meer uit. Ook conceptueel heeft de band wat te vertellen. Al bevatten de meeste nummer weinig tekst, er zit altijd een gedachte achter. De relatie tussen de mens en technologie staat centraal. Op het nummer Radio-Aktivität klinkt dat goed door:

Radio Aktivität
Für dich und mich in All entsteht

Radio Aktivität
Strahlt Wellen zum Empfangsgerät

Radio Aktivität
Wenn’s um unsere Zukunft geht

Radio Aktivität
Für dich und mich in All entsteht

En als laatste moet toch ook hun presentatie benoemd worden. Hun shows waren al vroeg performance-art. Goed gekleed stonden ze als robots op het toneel. Toen later special effects en graphics beschikbaar kwamen, maakte Kraftwerk daar gretig gebruik van. Florian Schneider nam niet meer deel aan deze laatste tournees, wan hij stapte in 2008 uit de band. Zijn muzikale erfenis horen we nog iedere dag om ons heen.

Keuze Marco Groen: The Stranglers – No Mercy (1984)

Wurgneigingen

The Stranglers is typisch zo’n band die zich niet zo makkelijk in een hokje laat stoppen. Dankzij hun roots worden ze doorgaans ingedeeld bij de punkrock, maar eenieder die Golden Brown, Peaches of Always The Sun wel eens gehoord heeft, weet dat daar geen jota van klopt. Het zijn hooguit Something Better Change of No More Heroes die daarvoor een beetje in aanmerking komen, maar dan wellicht zonder de toevoeging ‘punk’ bij de ‘rock’. Het leuke van bands die nergens bij in te delen zijn, is dat ze er vaak een geheel eigen geluid op nahouden. The Stranglers is zo’n band. Als ze morgen een nieuwe single zouden uitbrengen, dan zou je meteen denken ‘hee, dit lijken The Stranglers wel!’

Mijn eerste ervaring met deze band was het geijkte Golden Brown, hoewel mij op dat moment niet bekend was dat het hier om The Stranglers ging. De fascinatie kwam pas veel later. Dat moment zal zo ongeveer samenvallen met het moment dat zanger/gitarist/frontman Hugh Cornwell de band net verlaten had. Volgens puristen hield de band toen ook op met bestaan en zijn de overgebleven een Stranglers-coverband begonnen onder de naam The Stranglers.

Het zal best kunnen, maar dat zal mij jeuken. De muziek is onveranderd (wat natuurlijk ook wel weer een bezwaar kan zijn). Gedurende de twee maanden dat Cornwell achter de tralies mocht doorbrengen wegens drugsgebruik, ging speelde het orkest ook gewoon verder en dat ging best goed. Baz Warne en Jean-Jacques Burnell namen het zangwerk erbij, waarbij vooral het enthousiasme van eerstgenoemde bijna deed vergeten dat de iconische Cornwell een ander pad had gekozen. Eigenlijk heb ik slechts een bezwaar van heel andere aard: waarom staat No Mercy nooit op de setlist? U weet wel, het nummer dat begint met een tekst dat het immer latente zelfmedelijden even een zetje in de rug geeft: 

Every day you’re working like a slave
Sweating buckets hoping that you get it right
Will it be as tough tomorrow, have to wait and see
Life shows no mercy

Een tekst waar menig arbeider een traantje van zal moeten wegpinken. Ze. Spelen. Hem. Nooit. Nimmer, lou loene, gewoon niet. Ja; bij hun tour in 1985, maar toen was ondergetekende pas… nou ja, erg jong. Op de radio zal je ‘m ook niet vaak horen, laat staan op TV. Op dat laatste medium was wel een tijdje No More Heroes te horen voor een reclamespotje van een wervingsactie voor dagbladbezorgers. Peaches zat in een reclame voor een Duits schoenenmerk en was eveneens te horen in de tv-serie Gotham. Maar die eer viel niet aan de beurt van een van hun beste nummers. No Mercy bleef tamelijk ondergewaardeerd. Op 11 oktober 2019 speelde Hugh Cornwell in de Q-Factory, drie weken later stonden de heren van The Stranglers in de Melkweg. Geen van beide hadden No Mercy op hun speellijstje staan. Reden te meer om hem hier even in het zonnetje te zetten.

De kans dat we The Stranglers ooit nog live gaan zien is behoorlijk afgenomen, want op 3 mei 2020 overleed toetsenist David Greenfield aan de gevolgen van het coronavirus SARS-CoV-2. David zat zo ongeveer vanaf het begin bij de band.

Keuze Joop Broekman: Thinkman – The Formula (1986)

Muzikale duizendpoot

Persoonlijk vond ik de lijst met overleden muzikanten van afgelopen jaar minder erg dan die uit 2019. Toen stonden er meer indrukwekkende namen op, dacht ik. Neemt niet weg dat hier ook eigen beleving bij komt kijken. Als je de overleden artiest alleen van naam kent, dan ben je snel klaar. Kende je zijn of haar werk, dan wordt het al anders.

Met Rupert Hine had ik erg weinig. Heel lang dacht ik dat hij de persoon was achter oorwurm Escape (The Pina Colada Song), maar dat was Rupert Holmes. Ontdekte ik pas halverwege de jaren ’80. Hine had namelijk dé twee platen van Howard Jones geproduceerd, Human’s Lib en Dream Into Action. Fascinerend werk, daar kon die meneer van die cocktail nooit wat mee te maken gehad hebben.

Hine heeft een indrukwekkende lijst als producer van albums, maar ook singles (bijvoorbeeld A Girl Called Johnny van The Waterboys). Hij maakte onder zijn eigen naam muziek, en had daarnaast studioprojecten. Een daarvan was Thinkman, waarvan ik album The Formula op een cassette had. De gelijknamige single deed erg weinig, volgens mij hoorde ik het alleen een paar keer in de Verrukkelijke 15 bij de VARA. Een typische studioplaat, haast perfect geproduceerd.

Rupert Hine overleed afgelopen jaar op 72-jarige leeftijd.

Keuze Marcel Klein: Midnight Oil – My Country (1993)

Maatschappij-kritisch

In november 2020 overleed Bones Hillman, bassist van de Australische band Midnight Oil. In Nederland is de band uiteraard bekend om hun hit Beds Are Burning, maar in Australië zijn het nog steeds muzikale grootheden, mede omdat zanger Peter Garrett het zelfs geschopt heeft tot minister van Milieu. Maar ook omdat de band compromisloos bleef en blijft schrijven over onrecht in Australië, maar ook over bredere thema’s. Maatschappij-kritisch en de mens een spiegel voorhoudend.

Bones Hillman kwam bij de band in 1987. Net na die grote internationale hit, maar was vanaf dat moment niet alleen de meer dan uitstekende bassist van de groep, maar ook deed hij vocaal regelmatig een duit in het zakje. De man uit Nieuw Zeeland, speelde voor zijn tijd bij Midnight Oil in diverse bands, waaronder The Swingers, een bandje waar ook ex-Split Enz zanger Phil Judd in speelde. Na het tijdelijk stoppen van Midnight Oil (in 2002) verhuisde hij naar Amerika om in Nashville verder te werken met lokale bands, maar toen de band in 2017 weer bijeenkwam, werd ook Bones weer de bassist. Tot en met het laatst hield hij de ziekte en de ernst daarvan geheim voor zijn bandmaten, waardoor het voor iedereen een verrassing was dat hij in 2020 op 62-jarige leeftijd was overleden.

Een bassist, vaak niet het meest prominente lid van de band, maar vaak wel erg belangrijk.  Ook bij Midnight Oil. Opzwepend, stevig aanwezig en altijd met een vleugje humor. Zo kunnen we hem typeren.

Dat is ook te horen op het nummer My Country: voor mij een favoriet nummer van de band. Ik dacht eerst dat dit nummer ook over Australië ging, maar met dit nummer laat de band ook zijn internationale betrokkenheid zien. Begin ’90-er jaren brak er oorlog uit in Joegoslavië en viel het land uiteen in diverse delen. Een van die oorlogen was de Bosnische oorlog, onder andere in Nederland bekend van Srebrenica. Dit nummer is geschreven als een aanklacht tegen deze oorlog, waarbij etnische zuiveringen schering en inslag waren.

Bij de hernieuwde start van de band werd door een interviewer gevraagd of ze nog wel relevant waren, waarop drummer Rob Hirst zei: Meer dan ooit zelfs. Sinds ons einde in 2002 en nu is de wereld geen fijnere plaats geworden.

In 2020 verscheen een nieuw album van de band waarop ze samenwerken met Australische minderheidsgroepen, waaronder de Aboriginals. Een mooi album, waarop ze die relevantie nog steeds laten zien. Met Bones Hillman uiteraard.  Luister vooral eens naar het nummer Terror Australia met zangeres Alice Skye.

Keuze Alex van der Heiden: Liesbeth List – Heb Het Leven Lief (1999)

Zet een streep door het verleden

Ik heb dit lied gekozen, niet alleen omdat ik dit zelf een prachtig lied vind, maar ook omdat Liesbeth List zelf heeft aangegeven dat dit haar levensmotto was. Om die reden heeft ze het ook vaak ten gehore gebracht tijdens concerten. Zoals zoveel liedjes van List, betreft het hier niet een eigen compositie, maar een bewerking van Savoir Aimer van Florent Pagny. In Nederland is dit origineel totaal onopgemerkt gebleven, maar bij onze zuiderburen en in Frankrijk bereikte Savoir Aimer een eerste plaats. List leerde het nummer kennen via haar producer en is in conclaaf gegaan met tekstschrijver Han Kooreneef, die na lange intensieve gesprekken met Liesbeth List een gepersonaliseerde versie heeft gemaakt en dit resulteerde in Heb Het Leven Lief.

Liesbeth List wordt vrijwel altijd geassocieerd met Ramses Shaffy en bij het noemen van haar naam zullen de meeste mensen haar werken benoemen in associaties die aan Shaffy gelinkt zijn zoals de Shaffy Cantate of Pastorale. Eventueel zal haar optreden als Edith Piaf genoemd worden, maar slechts een enkele keer zal een eigen solowerk genoemd worden, zoals Te Veel, Te Vaak die zelfs een paar jaar de Top 2000 heeft bereikt. Een vrouw met zoveel veelzijdigheid die altijd in de schaduw heeft gestaan van hele groten zoals Shaffy, maar wat te denken van Charles Aznavour met wie zij ook een samenwerking had, hetgeen zelfs resulteerde in het album Charles Aznavour Presents Liesbeth List Performing Some Of His Finest Songs. Kom er maar eens om, om door de grootste chansonnier zo te worden neergezet. Dan is er nog Jacques Brel die eind jaren ’60 bemoeienis heeft met het werk van List, met als resultaat het album Liesbeth List Zingt Jacques Brel. Tenslotte is er nog een iets minder bekende samenwerking met Rod McKuen, die in die tijd (1972) een redelijke bekendheid kende. List zegt in een interview aan het begin van deze eeuw dat zij het liefst met mannen samenwerkt.

Een vrouw in de schaduw en toch wel een tikkeltje ondergewaardeerd? Ik vind van wel, ondanks het feit dat vrijwel iedere Nederlander haar kent, had zij best een wat prominentere rol mogen krijgen in de muziekwereld. Vooral vanwege haar veelzijdigheid qua muziekstijlen en soorten. Neem bijvoorbeeld haar debuutalbum Liesbeth List; daar vinden we een Fado, een Frans chanson, een levenslied en wat dies meer zij. Vervolgens volgen Duitse, Franse en Nederlandse albums elkaar op en ontpopt Liesbeth List zich als een zeer veelzijdige artiest. En ja; ook als een artiest die met veel mensen samenwerkte, hetgeen misschien haar kracht was, maar wat haar tevens in een zekere schaduw plaatste.

Terug naar het lied Heb Het Leven Lief; het is alsof List wil zeggen met deze tekst: zit niet in over wat je is overkomen, maar omarm het mooie dat je toekomt. Ze heeft recht van spreken, want met een verleden dat leidde van een Jappenkamp en een moeder die door de verschrikkelijke ervaringen daar depressief was en zelfmoord pleegde. Alsof dat nog niet genoeg was, werd ze uit huis geplaatst door de slechte verhoudingen met vader en stiefmoeder. Daarna kwam ze in gelukkiger vaarwater en trof ze een liefdevol echtpaar op Vlieland. De tranen schieten in mijn ogen bij het opschrijven, want dit is nog slechts zeer kort en klinisch opgeschreven vergeleken bij de ontberingen die het kind Liesbeth moest doorstaan. En dan, laten we zeggen in de tweede helft van haar carrière (1999) maakt ze het lied dat haar credo wordt en wetende van haar jeugd, zegt dat veel over Liesbeth List, die zonder enige twijfel een doorzetter is.

Huil als het moet
Totdat je stikt in al je tranen
Maar ontwapen je verdriet
Met dezelfde overgave
Als waarmee je huilt
Je kunt uit je as herrijzen
Het geluk van het moment
Zet een streep door het verleden

 Het verleden van Liesbeth List zal altijd wel een rol hebben gespeeld, maar zoals ze in dit lied ook aangeeft: Zet een streep door het verleden. In dat opzicht liet List zich op de bühne best gelden en zag er altijd tiptop uit met prachtige haute couture kleding. In ons nuchtere kikkerland was (en is) dat zeker niet vanzelfsprekend, doe maar gewoon. Dus ondanks een zekere bescheidenheid had ze een prettige dosis lef en dat klinkt door in haar hele repertoire.

Keuze Der Webmeister: Josie & The Pussycats – Pretend To Be Nice (2001)

Een moderne George Gershwin

De naam Adam Schlesinger zal de meesten van u waarschijnlijk niets zeggen, en dat typeert de heerlijke bescheidenheid van Fountains Of Wayne, waarvan hij één van de frontmannen was.

Voor mij was het liefde op het eerste gehoor bij het beluisteren van het debuutalbum van de Fountains Of Wayne, en die liefde is altijd gebleven. Ieder nieuw album bleek een explosie van creatieve, intelligente en bovenal vrolijke powerpop, die mijn hart verwarmde. Prachtige drie minuten durende juweeltjes, waarbij de band zichzelf steevast dwong om op het smalle rechte pad van de klassieke popsong te blijven. Dus geen excentrieke muzikale experimenten of geëtaleer van virtuositeit, maar altijd strak binnen de strikte kaders van het couplet-refein-couplet-refrein sjabloon en daarbij tòch origineel blijven. De teksten vormen doorgaans een fraai contrast met het vrolijke karakter van de muziek: meestal handelend over wat ik niet gelijk losers zou willen noemen, maar mensen die het gewoon niet zo komt aanwaaien in het leven. De hoofdpersonen in Fountains Of Wayne-liedjes moeten ieder op hun eigen manier moeite doen om gelukkig te blijven. Dat alles verpakt in een spervuur van aforismen, dubbele bodems en knipoogjes.

Ik zag ze november 2012 nog in De Helling in Utrecht, wat achteraf één van hun allerlaatste optredens was. Bescheiden zaal, met voor de deur een bescheiden toerbus: dat het geen financiële vetpot was, was duidelijk. En inderdaad stopten de Fountains vlak daarna, heel stilletjes zonder er veel woorden aan vuil te maken.

Begin april 2020, op het dieptepunt van de Corona-ramp in zijn woonplaats New York, is Adam Schlesinger, 52 jaar jong, overleden aan het gehate Corona-virus. Maar hij was zoveel meer dan de Fountains Of Wayne. Al snel na het debuutalbum uit 1995 vonden zijn sprankelende powerpop composities hun weg naar zowel Hollywood als Broadway. In 1997 werd Adam Schlesinger genomineerd voor een Oscar voor de titelsong in de film That Thing You Do, al eens eerder op dit blog beschreven door collega-Fountains-fan Alex van de Meer. Schlesinger schreef voor tientallen TV shows, films en musicals, steeds op duizelingwekkend hoog niveau, als een moderne George Gershwin. Onder vele, vele andere componeerde hij nummers voor Sesamstraat, de serie Crazy Ex-Girlfriend, en een Kerstshow in Disneyland. Adam Schlesinger produceerde daarnaast een forse rij albums van andere artiesten. De lijst met gewonnen muziekprijzen is ook al enorm.

Vermeldenswaardig is de band Tinted Windows, een onwaarschijnlijke mix van muzikanten van de Smashing Pumpkins, Cheap Trick, Hanson en Schlesinger dus, dat één memorabel album maakte. Een andere band waar Adam Schlesinger deel van uitmaakte was Ivy, samen met Française Dominique Durand, dat dromerige, zwoele lo-fi maakte.

Uit al dit fraais is het lastig kiezen. Gelukkig kan ik verwijzen naar wat de al eerder genoemde collega Alex over Fountains Of Wayne geschreven heeft, en de keuze laten vallen op een wat onbekender werk. In dit geval Pretend To Be Nice, uit Josie & The Pussycats (2001), een zwaar ondergewaardeerde en onbegrepen film over een gelijknamige meidenband.

De Fountains Of Wayne-sound is voor fijnproevers direct herkenbaar. Kay Hanley, die de zangeres speelde, plaatste naar aanleiding van de dood van Adam Schlesinger deze video (waarin Adam meespeelt met Josie and the Pussycats) op Twitter en schreef erbij: This was such a meaningful moment in the middle of what was a super joyful evening of music, film, friendship. When I asked Adam to join us for Pretend To Be Nice, I was positive he’d decline. Politely, of course. Because he’s Adam. He said yes, though. Adam’s songs are always the best fucking thing happening no matter what else is going on around them. On the radio, your TV, a movie, on stage. There is no possible way to not smile, sing along, get pulled in. His talent as a songwriter is so special, so enormous, it never overwhelms, only sweetens any airspace it inhabits.

Keuze Erwin Herkelman: José Padilla – Adios Ayer (2001)

The Godfather of Chill-out: afscheid van een dance-pionier

Het zal de meesten waarschijnlijk volledig ontgaan zijn, maar dit jaar nam de dance-wereld afscheid van een pionier: José Padilla. Een naam die onlosmakelijk is verbonden met het iconische Café Del Mar op Ibiza. Hij was er resident DJ en legde met zijn ‘sunsets-sets’ de basis voor een Ibiziaanse traditie die tot op de dag van vandaag voortduurt. Hij zette daarnaast het café op de kaart door zijn compilaties met diezelfde naam.

Het zal begin zeroes geweest zijn dat mijn interesse werd gewekt door de ‘chill-out‘-muziek. Mijn periode als gabber lag ruim achter me en ook de trance was over zijn hoogtepunt heen. Maar elk festival dat ik tot dan toe had bezocht had er wel zo’n beetje één: een chillout / lounge-area. Met zitzakken en luie banken ingerichte podia waar door de boxen heerlijk rustige en sfeervolle elektronische muziek klonk. Op die manier kon je even lekker bijkomen van die aaneenschakeling van hoogtepunten.

Maar ja, mijn vrienden hielden het er doorgaans maar een paar minuten vol. Dus was ik genoodzaakt mijn heil te zoeken in verzamel-CD’s zodat ik die fijne muziek gewoon thuis kon luisteren. Eenmaal gedigitaliseerd heb ik het nog lang gedraaid vlak vóórdat we gingen slapen. Totdat mijn vriendin klaar was met al die piepjes, geluidjes en melodietjes.

Mijn ontdekking van de chill-out / lounge en de waardering die het genre vooral in het midden van de zeroes kreeg was voornamelijk te danken aan José Padilla. Hij was vanaf 1991 de DJ van dienst in het illustere café en stelde de eerste zes Café del Mar-CD’s samen. Het doel? Het Ibiza-gevoel te exporteren naar de rest van Europa. Het was een succes, want de CD’s vonden gretig aftrek. En dat sijpelde uiteindelijk door naar de festivals, waar ik er voor het eerst mee kennismaakte.

José Padilla had toen overigens allang afscheid genomen van Café del Mar. Hij toerde inmiddels met zijn balearic beats de wereld rond. Tot dit jaar. In juli 2020 werd darmkanker geconstateerd. Een fundraising mocht niet baten: op 18 oktober 2020 blies The Godfater of Chill-out zijn laatste adem uit.

Keuze Remco Smith: De Raggende Manne – Aanvliegen (2019)

Rockdichter

Volwassen mannen veranderen in een één-mans Beavis & Butthead wanneer je het over de Raggende Manne hebt. Poep in je hoofd, uh-huh uh-huh. Alsof De Raggende Manne niet veel, veel meer had te bieden dan poep- en piesliedjes.

Geert Timmers, beter bekend als Bob Fosko, is op 28 februari 2020 overleden. Tricky Dicky schreef op dit onvolprezen platform al eens een mooi hommage aan Fosko. Ook hij had het over Poep In Je Hoofd en ik wil toch graag iets verder kijken dan dat. De Raggende Manne wisten in hun liedjes, vaak niet veel langer dan een minuut of anderhalf, het ongemak in de maatschappij feilloos bloot te leggen. Dagelijkse ergernissen. Sociaal ongerief. Liedjes over de file (Het Rijdt Niet) oeverloos geouwehoer (Lullen Bij De Bus). Zelfs liefdesliedjes (Bonnetje en Allemaal Voor Jou) en voetbal (Naar Vore) waren niet veilig. En dat allemaal in een anarchistische punk-jazz-rock verpakking.

De manier waarop Fosko in een zin of drie zijn ergernis, zijn boosheid, zijn irritatie, kon overbrengen, maakte hem voor mij een echte rockdichter. Een dichter als Jules Deelder, Johnny van Doorn, Simon Vinkenoog. Poëzie die als een moker in je gezicht slaat. Altijd scherp, altijd geestig, vaak echt hilarisch. Met de nadruk op het ietwat puberale Poep In Je Hoofd doen we De Raggende Manne wat mij betreft flink tekort.

In 2019 kwamen De Raggende Manne weer bij elkaar voor een nieuwe plaat (Alles Kleeft) en tour. Net op het moment dat de plaat uit kwam, was bekend geworden dat Fosko ongeneeslijk ziek was. Dat heeft de Raggende Manne niet belet om de geplande tour toch te doen; met hulp van Frederique Spigt en de geweldige Ryanne van Dorst (Hou je smuil) ragden zij het optreden af, inclusief toegift. Nadruk lag niet op de laatste plaat en dat was nou nèt een beetje jammer, want zij speelden geen Aaanvliegen. Laat dan nou net het liedje zijn, over oeverloos kantoorgelul, waar ik bij iedere beluistering weer hard om moet lachen.

In het kader van het afpalen van onze afspraken rijst de vraag
Wat zijn de kaders, wie neemt de lead?
Hoe lopen de grenzen van onze bevoegdheid?
Hoe gaan we het aanvliegen?
Hoe gaan we het uitrollen?

Keuze Freek Janssen: Jarabe de Palo – Eso Que Tú Me Das (2020)

Een boodschap van het universum

Ik ben niet iemand die gelooft in boodschappen van het universum, maar ergens in december begon ik van dat ongeloof af te vallen.

Het was laat in de avond, ik kwam terug van mijn vader die ik naar het ziekenhuis had gebracht voor een bestraling.

Ik zette een van mijn playlists op, hoorde een liedje voorbij komen van Jarabe de Palo en dacht: zouden die nog nieuw werk hebben uitgebracht? En verrek, daar was een album uit 2020. Dus ik dat aanzetten in de auto.

Jarabe de Palo ken ik uit de tijd dat ik voor mijn studie een half jaar in Sevilla zat, in 2001. Ze hadden eind jaren negentig een joekel van een hit gehad in Spanje met het bluesy La Flaca. Op Ondergewaardeerde Liedjes schreef ik al eerder over Mama en De Vuelta Y Vuelta, maar als je de band ergens van kent dan is het van het zonnige Bonito dat in 2003 regelmatig op de Nederlandse radio is geweest.

Ook het nieuwe album klonk best opgewekt. En hoewel vrolijke muziek altijd een beetje beter zijn best moet doen om bij mij door te dringen dan melancholische, raakte Tragas O Escupes me eigenlijk meteen. Het album is vrolijk met een zekere mate van urgentie: niet gespeeld alsof er niets aan de hand was, maar alsof dit ook echt gespeeld moest worden.

Later checkte ik, zoals ik wel vaker doe, de recensies. Tragas O Escupes bleek de zwanenzang te zijn geweest van zanger Pau Donés voordat hij in juni overleed aan kanker.

Ay.

In de videoclip zie je hoe ziek hij op dat moment was: ingevallen wangen en een ongezond kleurtje. Op het album laat hij ons weten dat het leven moois is en dat je er nog van moet genieten als dat nog kan. Dus geen verdrietig afscheid, maar een viering van het leven. Vandaag nog: Misteriosamente Hoy. Dat was even slikken, maar de boodschap kwam enorm binnen.

Mijn vader heeft de bestralingen en de chemo achter de rug, de vooruitzichten zijn gelukkig goed. Dus we kunnen hopelijk samen nog lang van het leven genieten.

Keuze Jeroen Mirck: Denise Johnson – True Faith (2020)

Buitengewoon

Eind 2020 werd ik op Spotify geattendeerd op het nieuwe akoestisch album van Denise Johnson. Leuk, dacht ik. De zangeres van Primal Scream, bekend van haar krachtige uithalen in danskrakers als Movin’ On Up en Screamadelica, maakt dus nog steeds muziek. Ik googelde haar bio en kwam tot de onthutsende conclusie dat ze afgelopen zomer onverwacht was overleden. Where Does It Go was dus een postuum uitgebracht sluitstuk van haar carrière. De akoestische insteek past nu niet bepaald bij hoe we haar vooral zullen herinneren, maar laat wel horen wat een geweldige zangeres ze was. En haar voorliefde voor de Britse new wave, waarin ze kwam bovendrijven onder de vleugels van Primal Scream, kwam ook wel weer terug in het gekozen openingsnummer: True Faith, een klassieker van New Order over drugsverslaving. Al kun je de openingsregels ook lezen als het einde van een leven:

I feel so extraordinary

Something’s got a hold on me
I get this feeling I’m in motion
A certain sense of liberty

Laten we Denise Johnson herinneren als een buitengewone zangeres die soul toevoegde aan de Britse new wave van begin jaren negentig. Helaas is ze ons veel te vroeg ontvallen.

[crowdsignal poll=10703056]

 

 

One comment

  1. Josie & The Pussycats voor de win! Dnaks Web.
    Dat stukje over Kraftwerk is ook dikke prima!

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.