De power-ballad wordt door sommigen gezien als de guilty pleasure van de rock. Dat het veel meer is dan dat bewijzen de meeslepende ballades van onze bloggers. Ballades die tegenwoordig ook de (hard)rock mogen ontstijgen, zolang ze maar krachtig genoeg zijn om powerballad te heten.

Keuze Jan-Dick den Das: Y&T – I Believe In You (1981)

Energiek en altijd met passie

Het begint allemaal bij The Beatles, het album Yesterday And Today uitgebracht in 1966 is de inspiratie voor de bandnaam van de band die verantwoordelijk is voor deze prachtige powerballad. Na twee albums wordt de naam afgekort tot Y&T en zo zullen de meeste mensen deze band uit Californië ook kennen.

In 1981 wordt het album Earthshaker uitgebracht en op dat album staat het nummer wat in deze battle centraal staat.  I Believe In You is een powerballad zoals een powerballad hoort te zijn, gevoelig, stevig, prachtig gitaarwerk en meeslepend. Powerballads zijn over het algemeen de liefdesliedjes van de mannen van beton en metaal. Gevoelige hardrock met het juiste snufje emotie en dat smaakt over het algemeen zeer goed. Y&T laat met I Believe In You zien dat zij die kunst tot in perfectie beheersen. En hoe kan je dat beter tot je laten komen in een live-uitvoering waar het vol overgave wordt gespeeld.

Your phony friends, they all counsel you
The things they say
Oh, you know aren’t true
‘Cause even though I’ve been away, such a long time
Just remember, baby, you remember, baby
When you here me say, I’m telling you

I believe in you
I believe in you
I believe in you
All I want to say to you
I believe in you
I believe in you

De band Y&T is in Nederland en Europa nooit echt heel groot geweest. In thuisland Amerika daarin tegen waren ze meer dan groot. Vertegenwoordigers van de zogenaamde Arenarock, zeg maar de hardrock voor het grote publiek. Eenmaal in 1982 op Pinkpop gestaan. En later weer in de wat kleinere zalen in ons land. Niettemin  hebben de mannen prachtige nummers afgeleverd, energiek en altijd met passie gespeeld. En dat hoor je dus ook terug in I Believe In You, de passie, de energie maar ook vooral subtiel gitaarwerk in een bombastische omgeving. Ik hou er van zowel gisteren als ook vandaag.

Keuze Alex van der Heiden: Survivor – Silver Girl (1982)

Prachtige aanstellerij

Dat mijn powerballad bijdrage een nummer moest zijn van Survivor stond vast voor mij. Maar ja welke? Dat is nog niet zo’n gemakkelijke opgave. Op het bekendste album van Survivor…. Ja inderdaad met die tijger uit de Stallone film Rocky, staan naast het grijsgedraaide Eye Of The Tiger drie prachtige powerballads. Ik heb uiteindelijk gekozen voor wat ik ‘de meest meeslepende’ vind en dat is Silver Girl.

Silver Girl heeft in zekere zin precies wat een powerballad moet hebben; iets aanstellerigs. En door de aanstellerij heen zijn die powerballads zulke pareltjes in de popmuziek. Ik houd ervan moet ik toegeven en ik heb ook vele ballad compilaties grijsgedraaid in het verleden. Survivor ben ik gek genoeg niet vaak tegengekomen op dergelijke verzamelaars, terwijl ze voor het oprapen lagen: Ever Since The World Began en I’m Not That Man Anymore (over aanstellerij gesproken) waren de andere twee tracks op Eye Of The Tiger.

Silver Girl start meteen met de noodzakelijke gitaarsolo die in iedere powerballad thuishoort. En na de solo start die kenmerkende stem van Dave Bickler. Ik vind het een prachtig geheel waarin de liefde wordt bezongen aan dat mooie zilveren meisje, die je toch niet kwijt zou willen raken. Sterker nog, het is onuitstaanbaar om haar de deur uit zien te lopen….

Won’t you lay with me (stay with me) one moment more
I couldn’t bear to see you walk out that door
Stay with me (stay with me) be my one in the world
For just one golden moment, my silver girl

Keuze Der Webmeister: Vandenberg – Different Worlds (1983)

Niks-aan-de-hand muziek

Tradities zijn op hun best: de kilometermeterpaaltjes op onze levensweg, de terugkerende zekerheden die ons houvast geven in ons almaar veranderende leven. Zo zou je dus ook naar de Top 2000 kunnen kijken: al 20 jaar is deze Overgewaardeerde liedjes-traditie tussen Kerst en Oud en Nieuw er eentje waar veel mensen naar uitkijken, en plezier aan schijnen te beleven. Nu is het haast onvermijdelijk dat ik ieder jaar wel iets van de Top 2000 meekrijg, en gedurende de eerste paar dagen, ruwweg de onderste 1.500 nummers van de lijst, komen er nog wel eens incidenteel verrassende en leuke liedjes langs, meestal direct gevolgd door iets hemeltergends als Bløf of Jan Smit. Maar naarmate de laatste twee dagen in beeld komen, en daarmee de bovenste 500 noteringen, dan wordt die Top 2000 toch stilaan één grote amorfe brij van rockballads.

Vandaag hanteren we op dit blog het eufemistisch klinkende powerballads, maar je zou ook de jaren ’70 term softrock erop los kunnen laten, al las ik ook ergens bij onze zuiderburen de term Knuffelrock.

Knuffelrock… Bent u daar nog, beste lezer?

Zelf hanteer ik liever de term Zitkuilmuzak, of niks-aan-de-hand muziek, want dat is het in feite. Muziek voor in winkelcentra, waar je helemaal kalm van wordt, zodat je zachtjes wiegend compleet gerustgesteld je geld gaat uitgeven. Had ik al gemeld dat ik geen grote fan ben van het genre?

In de jaren ’80 liep het helemaal gierend uit de hand omdat iedere rockband op ieder album aan kwam zetten met een rockballad. Steevast schoot deze de hitlijsten in, dus het erop lijkt dat één mainstream powerballad erg stimulerend was voor de verkoop van het bijbehorende album. Je zou het dus in zekere zin als volksverlakkerij of gewoon pure oplichting kunnen zien. Voorbeelden te over natuurlijk: I Want To Know What Love Is van Foreigner, of I’ll Be There For You van Bon Jovi.

Maar zoals in elk genre is er natuurlijk heel weinig koren tussen heel veel kaf, en voor mij is één van de weinige smaakvolle makers van rockballads onze eigen Adje Vandenberg, meesterbrein van de behoorlijk ondergewaardeerde band Vandenberg. Sinds een paar jaar staat de band steevast in de Top 2000 met Burning Heart, maar minstens zo smaakvol is zijn andere powerballad Different Worlds, een tranentrekker in de goede zin van het woord, en vooral goed te hebben als je net gedumpt bent door je liefje. Ik verzeker u: ik heb halverwege de jaren 80 heel wat stoere hardrockers tranen met tuiten zien huilen bij dit nummer. Hieronder te beluisteren in de originele TopPop playback uitvoering. Zet de tissues maar vast klaar!

Keuze Remco Smith: Poison – Every Rose Has Its Thorn (1988)

Zonder enig schaamrood

Wat is nou eigenlijk een powerballad? Aan welke eisen moet een powerballad eigenlijk voldoen? Wikipedia geeft waarschijnlijk de meest accurate definitie: de term power ballad is een vorm van een ballad, die meestal wordt gezongen door een hardrockband (of artiest) of metalband. Het kan, ondanks een rustiger tempo, invloeden bevatten van metal of rock. In plaats van elektrische gitaren worden vaak akoestische gitaren gebruikt, eventueel een basgitaar en wordt vaak gekenmerkt door langer aanhoudende stemnoten en een sloom tempo.

Enter Poison.

Voldoet Every Rose Has Its Thorn aan de definitie? Ja hoor, met gemak. Hardrockband, check. Rustig tempo, check. Invloeden van metal of rock met akoestische of elektrische gitaren, check. Een sloom tempo en langer aanhoudende stemnoten: alle check. Is een powerballad dus eigenlijk wel goede muziek? Nee, natuurlijk niet. Het is kitscherig, het tast het glazuur aan. Het is vreselijk. Inmiddels ben ik er wel achter dat de Nacht van de powerballad bestaat en dat plaatst dit genre in het juiste hokje. Camp. Kitsch. Maar daarmee ook een ideale guilty pleasure.

Poison was het soort haar-rock waar ik als tiener niets van moest hebben. Every Rose Has Its Thorn komt uit in 1988; ik was toen 15 en zat in de derde of vierde klas middelbare school. Eerlijk is eerlijk: ik vond het prachtig. Het appelleerde ontzettend aan mijn dromerige inborst van toen. Tijdens het schrijven van deze bijdrage heb ik het liedjes in kwestie nog even hard aangezet. Zonder enige schaamrood durf ik te erkennen: nog steeds een topliedje. Kitscherig, campy maar top.

Keuze Alex van der Meer: Savatage – When The Crowds Are Gone (1989)

In de geest van opera

Ik weet niet waar al die jaren zijn gebleven. Herinneringen blijven maar zo zo lang bestaan. Als versleten foto’s, vergeten liedjes, maar wat ik me wel weet te herinneren is dat ik dertig jaar geleden helemaal wild was van het album Gutter Ballet van de band Savatage. Eén van de weinige metal-albums waar ik maar geen genoeg van kon krijgen. Sterker nog, het is een album waar nog steeds geen sleet op zit voor mij. Ik luister er nog graag naar, al ben ik met name heel veel andere muziekstijlen naar verhouding meer gaan waarderen in de loop der jaren.

Vanaf Gutter Ballet was de band van de gebroeder Oliva – zanger Jon en gitarist Criss – progressiever geworden. Dat allemaal vanwege een musical, maar ook in zekere zin vanwege opera. Nadat Jon Oliva namelijk de musical The Phantom Of The Opera had gezien was er sprake van inspiratie. Heel bewust vond hij het nodig het geluid van de band te veranderen, in de geest van opera als het ware: meer symfonisch. Bij het album hierna – Streets – was er letterlijk sprake van de subtitel A Rock Opera, maar tijdens het maken van Gutter Ballet werd ook al duidelijk het roer omgegooid.

Met name is de verandering duidelijk te horen in de titeltrack van het album en in de hemelse rock ballad When The Crowds Are Gone. Als ballade kent When The Crowds Are Gone heel zware momenten, maar is er ook sprake van ontroering. Het zwaarste metaal wordt gedurende het nummer gebogen en bij de laatste pianoklanken uiteindelijk definitief gebroken. Het is een briljant nummer. Doe je ogen maar dicht, en luister. In het donker zul je precies ervaren wat ik bedoel.

Cause in the dark
It’s easier to see

Keuze Willem Kamps: Temple Of The Dog – Say Hello 2 Heaven (1991)

Als je erin gelooft

Inmiddels zijn ze weer bij elkaar, Chris Cornell en Andrew Wood. Tenminste, als je in een hemel gelooft. Wood ging al in ’90 hemelen, na een overdosis heroïne. Slechts 24 jaar oud. Cornell stapte in mei 2017 vrijwillig uit het leven. Hij verhing zichzelf. Zijn verslavingen – drugs en alcohol – had hij overwonnen, zijn depressies niet. Chris Cornell werd 53, ruim dubbel zo oud als Wood, maar nog steeds een te vroeg einde van een mensenleven.

Cornell is vooral bekend van Soundgarden, één van de grootste en meest succesvolle grunge-acts. De grunge ontstond tweede helft jaren ‘80 in en rond Seattle (toch nog íets goeds in dat muzikaal kleurloze decennium). Toen Green River in ’87 zijn eerste vinylschijf uitbracht op het Sub Pop label omschreef labelbaas Bruce Pavitt hun muziek als gritty vocals, roaring Marshall amps, ultra-loose grunge that destroyed the morals of a generation. Grunge, in simpeler bewoordingen: postpunk vermengd met hard rock.

Andrew Wood was de zanger van Mother Love Bone. Gitarist was Stone Gossard en Jeff Ament de bassist. Beiden speelden ook bij Green River en nadat MLB stopte vanwege het overlijden van Wood startten zij Pearl Jam. Iedereen kende elkaar zo’n beetje in Seattle – Wood was een goeie vriend van Cornell – en zo kwam het dat de laatste een side project formeerde met Gossard en Ament: Temple Of The Dog. Op het enige album van Temple Of The Dog twee nummers die Cornell opdroeg aan Wood: Reach Down en Say Hello 2 Heaven.

Aanvankelijk was het Cornell’s idee de liedjes als single uit te brengen, maar de samenwerking met Gossard en Ament leidde tot een volledig album. Say Hello 2 Heaven kwam wel als single uit, na Hunger Strike, beiden dikke top tien in de V.S. De ballad Say Hello 2 Heaven verhaalt over Wood en de afstand die er uiteindelijk tussen hem en Cornell was; samen en tegelijkertijd onbereikbaar zijn. Waarom nooit echt geluisterd? Chris Cornell krijst het met de hem zo kenmerkende power uit: zeg dan maar hallo hemel. Ja, en wie weet, zingen ze het nu samen. Als je erin gelooft.

Keuze Peter van Cappelle: Scarlet – Independent Love Song (1995)

Voorkomen dat het een platgedraaide Sky Radio ballad werd

Veel minder bekende pareltjes ontdekte ik in mijn pubertijd door een podcast van Gerard Ekdom. Hij maakte wekelijks een top 10 met een bepaald onderwerp die hij als podcast presenteerde. Het was iets waar ik iedere dinsdag weer naar uit keek wanneer er weer een nieuwe aflevering online stond. Dankzij Gerard Ekdom’s podcast ontdekte ik Independent Love Song van Scarlet. Een Brits duo uit de jaren ’90 dat volledig in de vergetelheid is geraakt, ware het ook niet dat bijna enkel in hun eigen land enkele bescheiden hits scoorden.

Bombastischer en gladder kan bijna niet als Independent Love Song. Zowel de videoclip die werd opgenomen op Time Square als het nummer zelf. Beginnend als een piano-ballad, en vervolgens werd er flink uitgepakt in het refrein met de enorme uithalen van zangeres Cheryl Parker. Het is dan ook niet vreemd dat het nummer werd gebruikt in de romcom Bed of Roses. Het had ook niet misstaan tussen alle Mariah Carrey’s en Celine Dion’s op de dagelijkse playlist van Sky Radio.

Maar uiteindelijk is het misschien juist beter dat het niet zo’n grote hit werd dat die tot vervelends toe op Sky Radio wordt gedraaid. Want hierdoor is voorkomen dat de glans er vanaf ging, en het 25 jaar later nog steeds verfrissend klinkt om hem te horen.

Keuze Marco Groen: System Of A Down – Aerials (2001)

De Camino de la Vereda

Het leuke van powerballads is dat ze lekker ‘fout’ kunnen zijn en dat je ze schaamteloos kan meebrullen, zonder dat iemand besluit jouw stembanden acuut te verwijderen. Het zijn de Una Paloma Blancas en YMCA’s van de metal en rockmuziek. Mooie voorbeelden hiervan zijn The Price van Twisted Sister,  A Tout Le Monde van Megadeth en het volledige oeuvre van Iced Earth. Toch leert een nadere inspectie van de term powerballad dat het genre ook nummers kan bevatten waarbij het pseudo-serieus meegezongen element achterwege kan blijven, omdat het zomaar ook een goed, serieus nummer kan zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Carry On My Wayward Son van Kansas, Black van Pearl Jam of…. Aerials van System Of A Down.

En dan volgt er een persoonlijk verhaal. Eenieder die ooit wel eens Cuba is beland, weet dat je daar vooral in de toeristische gebieden, nogal wordt doodgegooid met van die typische Caraïbische folkmuziek. Muziek die ik bij uitzondering wel bij bepaalde gelegenheden vind passen, soms zelfs kan waarderen, maar waar ik liever niet twee weken lang non-stop aan wordt blootgesteld. Helaas is dat exact wat je overkomt tijdens een vakantie op het zonnige eiland. De uitvoeringen van Una Vez Mas, Yolanda, Bessame Mucho en Quizas, Quizas, Quizas vliegen je om de oren. Uit pure, eh… nieuwsgierigheid, ben ik maar eens gaan turven hoe vaak bepaalde nummers gespeeld werden. Met een gemiddelde van iets meer dan drie keer per dag kwam Chan Chan (Buena Vista Social Club) als winnaar uit de bus. Het probleem met Cubanen is dat ze vrijwel allemaal met een gitaar in hun hand geboren worden en ze je dus op elke straathoek kunnen ‘vermaken’ met de meest stereotiepe Cubaanse muziek. Jammer, want ze hebben een muziekcultuur die een stuk veelzijdiger is dan een reisje van twee weken doet vermoeden.

Neem nu de man die wij als gids hadden. Tot op het moment dat wij bij een bushalte op de bus (duh) stonden te wachten, had ik hem nog niet op een andere muzieksmaak dan het constant opgedrongen soort kunnen betrappen. Maar dan… komt de vraag….naar mijn persoon…. ken jij dit nummer?  waarna hij een bassloopje mompelt dat ik onmiddellijk herkende en mij bijna achterover in de struiken deed vallen: Aerials!!!, waarop ik hem meteen trakteerde op een gezongen deel van tekst. Gelukkig! Cubanen zijn meerdimensionaal en laten dit ook zien. Er biggelde net geen traan over mijn wang.

Aerials is vanzelfsprekend te vinden op het onvolprezen album Toxicity uit 2001. In mijn optiek is het lied een oase van rust in een wereld (het album) van politieke en maatschappelijke woede. Het nummer lijkt te gaan over het verliezen van je identiteit in de maalstroom van gemiddeldheid, consumentisme, hebzucht en de angst om ‘anders’ te zijn. Ter illustratie: tot voor kort werd van Cubanen verondersteld dat ze keurig in de pas zouden lopen van het marxisme dat is voortgekomen uit de Revolutie (let op de hoofdletter). Politieke systemen zijn in staat eenieders alledaagse leven en handelen zwaar te beïnvloeden, maar het kruipt niet altijd in het hoofd van de slachtoffers. Zelf heb ik het vermoeden dat dit bij veel Cubanen, maar in ieder geval eerdergenoemde gids, het geval was.

Keuze Jeroen Mirck: Beth Hart – Leave The Light On (2003)

Ballen

Powerballads, ik heb er een haat-liefdeverhouding mee. Te vaak is het gekunsteld, een trucje. Een radiovriendelijke single om een rockband te promoten bij een breed publiek. De jaren tachtig puilde er van uit, en de jaren negentig ook. Ik hoorde ze dus allemaal langskomen op Radio Veronica, waar de eighties en nineties momenteel centraal staan. Sommige bands gingen er zelfs mee lopen geinen, zoals Faith No More dat Easy van Commodores naspeelde, inclusief obligate gitaarsolo.

Nee, voor mij is een écht goede powerballad gewoon een ballad met ballen. Maakt niet uit wie hem speelt. Een ballad die er vol in knalt. En dan kom ik zonder lang nadenken uit bij Leave The Light On van Beth Hart, een van de meest doorleefde ballads ooit geschreven.

Ooit ging ik met vrienden op oudejaarsavond naar een concert van haar in Paradiso. Ik was de enige in de groep die nog nooit van haar had gehoord. Na het concert was ik helemaal om: wat een power, wat een drive, wat een prachtige trapeze-act tussen hard en zacht, tussen rock en ballads.

Het onmiskenbare prijsnummer in haar oeuvre is Leave The Light On, dat gaat over het moment in haar leven dat ze zichzelf verloor – maar uiteindelijk toch weer terugvond. Dat hoor je in de tekst, maar zelfs als je die niet zou kunnen verstaan, spreekt het uit alles wat deze song is. Het gedreven pianospel, de opbouw, de uithalen van de geweldige stem. Deze ballad ís power. Het is geen rockster die eventjes een ballad doet, nee, het is een ballad die geschreven moest worden, die uit de tenen komt en die je tot in je tenen voelt.

Keuze Joop Broekman: Staind – So Far Away (2003)

Niet standaard

Ooit, zo ergens in mijn twenties, kreeg ik bijna ruzie op een verjaardag. Iemand was zo bijdehand om een Knuffelrock-cd op te zetten. Zo’n uitgemolken concept, net als wat eerder al die Tour Of Duty-varianten. Had je er twee gehoord, dan kende je als een ware snob de rest ook wel. Afijn, tussen al die nog maar net te pruimen rockballades klonk ook ineens Mariah Carey. Er vloog plots bier over de tafel (niet alleen mijn flesje viel zomaar om van verbazing). En dan aan mensen die niet zo van gitaarmuziek hielden netjes proberen uit te leggen dat galmdiva Carey niets, maar dan ook echt helemaal niets met rock te maken had, is best een klus. Het bleef niet bij deze ene dame. Natuurlijk maakte ik al gauw mijn eigen verzamelingen op cassette. Maar niet met de standaard rocknamen. Soundgarden (Mind Riot), Faith N0 More (The Real Thing) en Mother Love Bone (Chloe Dancer/Crown Of Thorns) vond ik prima langzaam, maar krachtig werk. Powerballads, zo je wilt. Een rustig begin, en dan er langzaam inknallen. Die bombast. Gewoon lekker. En moet de tekst alleen over de liefde gaan? Nee, man.

Eigenlijk wilde ik over This Love van Pantera tikken. Dat staat op een album dat op deze site al eens eerder is aangehaald, dus dat zou vanzelf een kort stukje worden. Zonde. Dan even verder zoeken in de hoek van de stevigere gitaren. Niet té rechttoe rechtaan, wel nog een beetje die ballade-feel er in. En graag ook nog een niet al te bekende naam. Ah, Staind. Ik heb maar twee albums van ze, trouwens. Break The Cycle (2001) en vooral 14 Shades Of Grey (2003) klinken nog steeds lekker.

In 1995 speelt de band (uit Springfield, Massachusetts) voor het eerst live in een zaaltje met publiek. Zanger Aron Lewis, gitarist Mike Mushok, bassist Johnny April en drummer Jon Wysocki zijn nog maar net bij elkaar, toch gaat het al vrij snel erg lekker. Ze spelen zware en donkere rock dat behoorlijk tegen metal aanzit. Covers van Korn, Tool, Pantera, Pearl Jam en nog meer van die fijne bands, dat is in het begin wel het repertoire, maar ze vallen er snel mee op. Een jaar later in november komt het debuut Tormented uit, met als bonus een plek in het nu metal-hokje. Popie jopie Fred Durst van Limp Bizkit is al snel onder de indruk van het viertal, neemt ze mee op sleeptouw en co-produceert hun tweede album, Dysfunction (1999). Achter de knoppen zit ook Terry Date, die dan al zo’n 15 jaar de ene na de andere voltreffer aflevert. Wat ook helpt, is dat ze mee mogen met de Family Values tour van initiatiefnemers Korn die langs de grotere zalen gaat. En in 2001, als Break The Cycle verschijnt, volgt de definitieve doorbraak. De heren klinken ondertussen een stuk minder nu metal. Het heeft wel wat weg van post grunge, en die sound wordt geconsolideerd op 14 Shades Of Grey, in 2003. Producer Josh Abraham is op dat moment alleen nog maar bekend van werk voor de stevigere rockacts (later doet hij ook Shakira, Pink en en Justin Bieber ……).

Hierna volgen nog drie albums. In 2011 verlaat Wysocki de band; zijn plek wordt uiteindelijk ingenomen door Sal Giancarelli, zijn drumtechnicus. Ook kondigt Lewis een pauze aan voor onbepaalde tijd. De bandleden gaan allemaal hun eigen weg. Lewis begint zelfs aan een carrière als countryzanger. In 2014 doen ze weer wat shows, maar later dat jaar volgt de tweede break van bijna drie jaar. Ze komen elkaar dan weer even tegen, waarna Lewis naar buiten brengt dat er nooit meer zo langdurig en intensief getoerd gaat worden door de band. Hij speelt alleen nog maar aan het einde van de week, en dat leven bevalt hem prima.

In 2019 kwam plots de mededeling dat de band weer bij elkaar zou komen voor optredens. Helaas kreeg dat dit jaar geen gevolg. Over nieuw plaatwerk is nog met geen woord gerept. Gelukkig zijn er zeven lekkere albums gemaakt, en een aardige verzamelaar. Gemiddeld zijn de teksten wel alledaags, over depressies, verslavingen, relaties en de dood. Ook zingt Lewis een paar keer over zijn ervaringen als vader. En op 14 Shades Of Grey hoor je ook een ode aan Layne Staley van Alice In Chains. Abraham heeft op dit album voor een kamerbrede productie gezorgd. Best knap, met de bandsound. Maar als je een goede set hifi speakers hebt staan, laat dan vooral het begin van het nummer Fray eens goed door je huiskamer galmen. Een fijne power ballad, ware het niet dat ik toch voor So Far Away koos. Lewis worstelt hierin met zijn gevoelens. Hij accepteert de problemen uit het verleden en wil vooruitkijken naar een betere toekomst. Maar het voelt nog wat onwerkelijk aan.

Now that we’re here
It’s so far away
All the struggle we thought was in vain
All in the mistakes
One life contained
They all finally start to go away

Now that we’re here it’s so far away
And I feel like I can face the day, and I can forgive
And I’m not ashamed to be the person that I am today

Keuze Tricky Dicky: Girls – Vomit (2011)

Kotsmisselijk

Een powerballad-battle: ik ben een liefhebber van de bombast en opbouw, maar ik liep tegen een probleem aan. Keuzestress en helemaal toen ik mijn database een sortering had laten maken. Natuurlijk een overvloed aan jaren tachtig en negentig-muziek, uit de tijd dat bijna elke rockster met manen als van een leeuw rondliep. Wat zal ik doen? Thunder met Love Walked In? Nightranger met Sister Christian? Robby Valentine met I Believe In You (alhoewel dat misschien meer een mini-rockopera is) of toch een oude gouwe van Michael Bolton? Ik besloot de definitieve keuze voor mij uit te duwen. Komt tijd, komt raad.

Helaas, het enige wat er gebeurde was dat de shortlist steeds langer werd. En nu is het zondagavond en ik weet nog niet welke morgen in de battle zal verschijnen. Tijd om het over een andere boeg te gooien, dus. Wat is de track die de afgelopen maanden de meeste indruk gemaakt heeft? En toen werden de mogelijkheden ineens drastisch minder. For Elise van The Pilgrims had ik al geblogd, King Princess met Ohio is geweldig, maar past niet in het thema. Bovendien kan ik al het andere werk van deze dame niet pruimen (zoete R&B); Ohio is de uitzondering die de regel bevestigd.

En dus werd het Vomit van Girls; een band uit San Francisco die inmiddels niet meer bestaat maar die ik pas kort geleden ontdekt heb. In 2012 en na twee albums in vijf jaar hield mede-oprichter Christopher Owens het voor gezien met als reden dat hij het zat was dat ze meer bandleden versleten dan onderbroeken. Bovendien besloot zijn beste vriend de band te verlaten en dat was het definitieve breekpunt. Jammer, want met name hun tweede album Father Son, Holy Ghost behoort tot het allerbeste uit de tens.

Vomit is misschien geen officiële powerballad, maar in mijn mening kwalificeert de opbouw mijn keuze. Gecomponeerd door Owens, nadat hij voor de tweede keer met zijn toenmalige vriendin brak. De titel verwijst naar het feit dat een hond terugkeert naar zijn/haar kots om het weer op te eten. Dus in plaats van een ezel die zich aan dezelfde steen stoot kijkt hij iets anders naar deze ervaring; die van de idioot die zijn zelfde fout blijft herhalen. Owens: When I’m writing, ‘I’m running around looking for you baby,’ I literally would be running around, sometimes at night, going to certain bars I know my girlfriend was going to, seeing if she was there.

Vomit is een fantastische track met overduidelijke jaren zeventig en tachtig invloeden zoals CSNY en Pink Floyd. Het einde is een muur van bombast. Maar een vette waarschuwing; Vomit kleeft en je zal het op repeat zetten en luisteren tot je er kotsmisselijk van wordt.

Keuze Erwin Herkelman: Lauren Daigle – You Say (2018)

Geen Adele

De wereld was in rep en roer. Na enkele jaren radiostilte hoorden we het eindelijk weer op de radio. Het imposante stemgeluid, de krachtige uithalen… Het kwam als een verrassing, want werkelijk niemand had er een aankondiging over gezien op social media, of zelfs maar een hintje over kunnen bespeuren. Maar iedereen wist het zeker: Adele is terug!

Maar ze wás niet terug. We hadden kennis gemaakt met een nieuwe ster aan het firmament: Lauren Daigle. Nou ja, nieuw, in Christelijke kringen wás ze al een grote naam. Won hier met haar eerste album een Zilveren Duif Award, een prijs voor christelijke muziek van onder andere de E.O. en Groot Nieuws Radio. En dat niet alleen: het album leverde haar zelfs bijna een Grammy op voor Best Contemporary Christian Music Album. Een nominatie ze uiteindelijk niet wist te verzilveren.

Het begin van een carrière die haar voorspeld was. Een Pfeiffer-achtige ziekte zorgde ervoor dat ze van haar 15de tot haar 17de ziek thuis lag. Net in die periode toonde volgens Lauren Daigle God haar een toekomst in de muziekindustrie. Na haar ziekte schreef ze zich dan ook direct in voor deelname aan American Idol. Ondanks dat ze net buiten de bovenste 24 eindigde, gaf haar dat wel de kracht om door te gaan met het nastreven van die carrière.

We schrijven 2019. Zonder enig benul van haar Christelijke achtergrond was ik in één klap betoverd toen ik het hoorde. Wat een prachtig nummer was dit! En dat bleef zo. Ook al werd mij snel duidelijk dat de bezongen figuur niet de liefde van haar leven was, maar haar God. Een gegeven waar ik normaal gesproken nog wel eens op wilde afhaken. Maar de liefde voor het nummer bleef.

En daarin was ik niet de enige. Het werd een hit in Nederland en België, en ook in haar thuisland de Verenigde Staten gooide het hoge ogen. Met het album behaalde ze zelfs de top 3. Ongekend voor een Christelijk album. En ook die Grammy Award heeft ze uiteindelijk alsnog binnen gehaald. Ze wist de magie echter niet voort te zetten. Althans, niet in Nederland. De tweede single haalde maar net de Tipparade en daarna was het over voor Lauren Daigle. Vooralsnog, want wie weet heeft haar God nóg een mooie verrassing voor haar in petto.

[polldaddy poll=10563701]

2 comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.