Een beetje zichzelf respecterende muzieksnob gruwelt natuurlijk van talentenjachten. Te commercieel, te gemaakt, te geproduceerd, te veel gericht op de korte termijn. Kijk je wat alle talentenjachten ons aan artiesten hebben opgeleverd, dan is die reactie volledig te begrijpen. Van alle winnaars zijn er maar weinig die de échte top hebben bereikt en degenen die daar vervolgens ook zijn gebleven, zijn op één hand te tellen. Natuurlijk, er zijn successtory’s, maar het overgrote deel verdwijnt toch al gauw in de vergetelheid of vindt werk in de musicalbusiness. Ook leuk, maar een stuk minder zichtbaar. Toch heeft bijna 40 jaar talentenjachten écht wel een aantal pareltjes opgeleverd. Pareltjes, die niet vergeten mogen worden.

Een bloemlezing.

Keuze Tricky Dicky: Sam Harris – Over The Rainbow (1984)

Grote hoogte

De musical of film heb ik nooit gezien, maar het meest bekende liedje ken ik natuurlijk wel: Over The Rainbow. De originele uitvoering van Judy Garland (1939) vind ik echter slaapverwekkend zonder enige vorm van spanning. Maar ook tussen de pakweg 855 coverversies zitten verbazingwekkend weinig echte juweeltjes.

Persoonlijk vind ik de uitvoering van The Marcels (1961) heerlijk in de doo-wop verpakt. Eva Cassidy weet in 1992 met haar loepzuivere stem het lied perfect te vertolken, maar over het algemeen zingen ze het gewoon na. Ik had heel even stille hoop toen Nina Hagen een coverversie ging maken, maar ook in plaats van het te punken werd het een mierzoete uitvoering.

In 1983 was éné Sam Harris de allereerste winnaar van het Amerikaanse Starsearch. Hij won vanwege zijn uitvoering van Over The Rainbow, waar hij als een soort misthoorn Why can’t I steeds hogere tonen wist te halen. Dat is het moment waarom ik zijn uitvoering de allerbeste vind. Hij weet van een sloom liedje iets spannends te maken.

Sindsdien heeft hij acht albums gemaakt, die op z’n best middelmatig te noemen zijn en verdrinken in de disco en dance. En vrij snel gaat het stemmetje behoorlijk irriteren. Desalniettemin heeft hij een geweldige carrière op het toneel met rollen in de musicals zoals Jesus Christ Superstar, Joseph And The Amazing Technicolor Coat, Grease, The Jazz Singer, Hair, Funny Girl en The First Wives Club.

Keuze Joop Broekman: Gareth Gates – Spirit In The Sky (2003)

Een fijne versie

Even beginnen met een stukje mopperen. Die talentenshows in kunnen me zwaar gestolen worden. Ik kan er echt niet bij dat mensen er zó in op gaan. Het ééndagsvlieg-gehalte is hoog, en van een enkeling hoor je misschien nog eens wat. Kan ook zijn omdat ik het dus niet volg. Mijn muzieksmaak is het niet, en dat wil ik graag zo houden. Echt. Mensen willen alleen maar horen (en zien) wat ze overdag ook horen op 538, kjoe of saaireedioo. Zo, dat is er uit.

Ook in Engeland kan een talentenshow een springplank zijn voor je carrière. In een land met een rijke en muzikale historie is de kans wat groter. Hier hebben we ondertussen al wel gehoord van Susan Boyle. Maar Olly Murs, Little Mix en James Arthur zijn wat jonger …..

Gareth Gates doet mee aan de eerste versie van Pop Idol op ITV (2002), en wordt netjes tweede achter Will Young. Voor beiden is dit een flitsende start als professioneel muzikant. Gates schoort meteen een dikke hit met zijn versie van Unchained Melody. En nóg een met Anyone Of Us (Stupid Mistake), waarna hij ook aan de andere kant van de Noordzee bekend wordt. In 2003 wordt hij gevraagd om mee te doen aan Comic Relief, het tweejaarlijks benefietfestival bij de BBC, waar bekende artiesten en komieken veel geld binnen halen voor arme mensen in Afrika en het Verenigd Koninkrijk. Met de sterren van The Kumars at No. 42 in de clip covert hij Norma Greenbaum’s Spirit In The Sky. Het nummer staat twee weken op de eerste plek. Alle opbrengsten van de single gaan naar Comic Relief.

Helaas eindigt 2003 iets minder vrolijk. Later dat jaar verschijnt zijn tweede album (Go Your Own Way), dat lang niet zo goed scoort als What My Heart Wants To Say van een jaar eerder. Al gauw gaan de geruchten dat BMG (waar hij naar toe was gelokt door Simon Cowell) van hem af wil. Dat gebeurt uiteindelijk in 2006. Gates heeft er dan al een paar wereldtournees op zitten (in Azië is hij ook populair) en tekent nog voor het einde van het jaar bij een ander label. In 2008 verlegt hij zijn aandacht ook naar het theater. Heeft hij geen instrument vast, dan heeft hij een rol in een toneelstuk of musical. En dat doet hij eigenlijk nog steeds. Een Greatest Hits-album, aangevuld met drie nieuwe (akoestische) songs flopt behoorlijk in 2014.

In Nederland was de show met de Kumars niet heel erg bekend. Er was een tijd dat je op de BBC veel comedy zag, en de komieken stonden te dringen om aan Comic Relief mee te kunnen doen. Tegenwoordig doet de BBC liever aan documentaires (van goede kwaliteit) en degelijke series.

Keuze Alex van der Heiden: Christina Stürmer – Um Bei Dir Zu Sein

T-shirt en jeans

Zomer 2006, net over de grens nabij Garmisch-Partenkirchen Oostenrijk inrijdend op zoek naar een goede Oostenrijkse zender, want dat is altijd leuk om in een vakantieland lokale radio te luisteren. Eenmaal een zender gevonden die voor mijn vrouw en mij beiden te pruimen was, lekker rijdend door het prachtige berglandschap knalde ineens Um Bei Dir Zu Sein de speakers uit. Wie was dit? Wat een pakkend nummer is dit. Wie het was kwamen we snel achter, want deze net uitgebrachte single was vrij veel te horen op deze zender; Christina Stürmer. Zodra we in een stadje van enig formaat waren en een muziekwinkel tegenkwamen heb ik de ceedee Lebe Lauter gekocht. Gek genoeg staat dit succesvolle album niet op Spotify, echter zijn de meeste nummers van dit album wel in andere versies of als hitsingles terug te vinden op dit medium.

De CD is deze vakantie, maar ook later thuis veel gedraaid, want het is prettige muziek. Het is zeker geen hele uitzonderlijke muziek, maar er zit een krachtige energie in deze poprock en die weet Stürmer goed over te brengen. Je luistert ook naar een band en niet persé naar alleen Christina Stürmer, dat blijkt ook wel uit de redelijk constante bezetting van de band waar gitarist Oliver Varga tevens haar levenspartner is. Ik ben er vrij zeker van wanneer Nederlandse zenders deze artiest zouden gaan draaien, dat er hitpotentie in zit. Aangezien ze dit niet doen past ze uitstekend thuis op deze ondergewaardeerde-liedjes-site.

Christina Stürmer is doorgebroken en ‘ontdekt’ in het Oostenrijkse Starmania. Starmania ging ongeveer gelijk op met Idols en er schijnt ook gedoe geweest te zijn over de TV-rechten van Starmania in verband met de grote gelijkenis aan Pop Idols. In de eerste editie van 2002/2003 maakte Christina Stürmer haar opwachting, qua tijdsperspectief was dit ongeveer gelijk aan de eerste editie Idols in Nederland met Jamai en Jim. In de finaleshow waar Christina Stürmer Nothing Compares 2 U ten gehore bracht werd ze tweede. Ze is uiteindelijk verder gekomen dan de winnaar met haar muziek.

In Starmania zien we een meisje, beetje alto, die helemaal in het beeld van deze Idol-achtige context thuis past. Ik vind het mooi om te zien dat ze daarna haar eigen weg is gegaan en niet als een gepimpt idool door het leven gaat. Chistina Stürmer doet zich niet meer of minder voor dan ze is. Vaste prik in T-shirt en jeans en met de juiste attitude komt ze op mij sympathiek over. Als liefhebber van Duitstalige muziek vind ik Christina Stürmer een toevoeging die je niet mag missen.

Keuze Erwin Herkelman: Chris Mann – Roads (2012)

Tóch geen gospel

Toen ik hem voor het eerst hoorde, wist ik het zeker: dit was afkomstig uit de christelijke hoek en dáárom kende ik het nog niet. De tekst gaf daar weliswaar niet direct aanleiding toe maar de hele sfeer van het nummer en de opbouw deed erg gospelachtig aan. Toch schrok het me niet direct af, zoals dat normaal gesproken wél gebeurde vanwege een diep gewortelde afkeer tegen geloof in het algemeen. Nee, ik vond het zelfs een prachtig nummer.

Roads ging op het lijstje met liedjes waarover ik graag een keer wilde bloggen op Ondergewaardeerde Liedjes. Voor een gospel-battle of iets dergelijks. Maar toen het zover was en ik me verder verdiepte in Chris Mann, bleek er weinig ‘gospel’ aan. Geen christelijke opvoeding, nooit gezongen in het plaatselijke kerkkoor en überhaupt niet bekend in die ‘scene’.

Zijn muzikale carrière startte ook ergens anders: in de opera. Hij haalde in dit genre een ‘degree’ na zijn studie aan de Vanderbilt’s Blair School of Music. Maar na een avontuur in Europa verhuisde hij naar Los Angeles en deed daar vooral studiowerk voor films. Zo is zijn stem onder andere te horen in Avatar en Glee.

In 2012 meldde hij zich aan voor The Voice U.S.A. en maakte tijdens zijn auditie indruk met zijn vertolking van Andrea Bocelli’s Because We Believe. Hij kwam terecht in het team van Christina Aguilera en eindigde uiteindelijk als vierde. Het leverde hem twee TV-specials, een tour en zijn eerste album op. En een nieuwe single, Roads. Een plaat die uiteindelijk niet de belangrijkste hitlijst van Amerika zou bereiken maar toch wat succes kende in de Adult Contemporary Music-charts. Maar daarna werden alle clichés van talentenjachten waar. Hij verdween in de vergetelheid maar keerde een paar jaar later weer terug op het podium… als musicalzanger. En inmiddels klust hij bij als een van The Voice-allstars, in Las Vegas.

Keuze Remco Smith: Bo Saris – She’s On Fire (2014)

Curtis Mayfield pastiche

Op voorhand zijn de bijdragen in deze battle wel te voorspellen denk ik. Schrijvers die stiekem een zwak hebben voor het format. En schrijvers die er fanatiek hun neus voor ophalen.

Laat maar duidelijk zijn: ik heb er niets mee. Dat hele talentenjachtgedoe. De eerste Idols heb ik nog wel het een en ander van gezien maar daarna heb ik de formats zo veel als redelijkerwijs mogelijk gemeden. Voor de echte muziekliefhebber is daar toch werkelijk niets te halen? De helft kan zingen, de andere helft niet. En als ze ‘door’ zijn worden ze in een mal gedouwd wat totaal niet interessant is. Voor de zoveelste keer iemand ‘Halleluja’ horen zingen. Enfin, het is wel duidelijk dat ik door de jaren heen er wel iets meer van heb gezien en gehoord dan ik durft te bekennen.

De afgelopen vijftien jaar zijn we overspoeld met talentenjachten. Ondanks dat het aantal doorgebroken deelnemers relatief beperkt is, lopen ieder jaar weer honderden vooral jongeren de TV-studio’s af om – wederom zonder succes – te bewijzen dat zij de uitzondering zijn en wel voor eeuwig op het netvlies van het publiek zullen worden vastgelegd. Al die jongeren die denken dat de talentenjachten bedoeld zijn om hen te laten shinen, maar dat is uiteraard niet het diepere doel. Iedere deelnemer zou zich immers de (retorische) vraag kunnen stellen: voor wie zijn de talentenjachten opgezet? Voor de meerdere eer en glorie van Simon Cowell? Van Henk Jan Smits? Van John de Mol? Of toch van Hind? Of van Ben Saunders? De vraag stellen is hem beantwoorden. Zangers en zangeressen die wel enige bekendheid hebben gekregen dankzij één van de talentenjachten, waren er anders ook wel gekomen. Waylon was al vanaf zijn tiende aan het proberen door te breken. Duncan Lawrence had de Rockacademie met succes doorlopen, waar bijvoorbeeld Krezip en Danny Vera ook op hebben gezeten en die zonder talentenjacht zijn doorgebroken. Duncan Lawrence was er anders ook wel gekomen.

De talentenjachten hebben eerder de neiging om mensen in een format te komen waar ze vervolgens niet aan kunnen ontsnappen. Voor mij de meest jammerlijke exponent is Boris Titulaer. Winnaar van Idols 2. En iets zegt me dat hij daar niet beter van is geworden. Toch voor eeuwig die jongen van Keep The Soul Alive. Niet serieus genomen omdat aan hem altijd die Idols-sticker op is blijven plakken. Zonde hoor, wat een talent. Behoorlijk eigenzinnig wat hem waarschijnlijk flink in de weg heeft gezeten. Maar luister eens voor de aardigheid naar She’s On Fire van zijn alter ego Bo Saris. Wat een heerlijk liedje. In de beste Prince-traditie. Geweldig gezongen, met een arrangement dat zwaar leunt op oude Motown. Een Curtis Mayfield pastiche dat ook zomaar uit de koker van Mark Ronson had kunnen komen.

Nog even gecheckt naar het ‘succes’ van dit topliedje. Zes weken tipparade en dat is het. Daar heeft Idols dus niet aan geholpen. Met recht een ondergewaardeerd liedje.

Keuze Guido de Greef: Niall Horan – This Town (2016)

Ludduvuddu

Boybands zijn irritant. Vier of vijf jongens die er goed uitzien, kunnen zingen en dansen en, dat is nog het aller-irritantste, van die goede liedjes hebben. Liedjes die je niet goed mág vinden, maar dat stiekem natuurlijk wel zijn. New Kids On The Block had Step By Step, Take That had Babe en de Backstreet Boys hadden zelfs meerdere van die knallers, zoals Larger Than Life, As Long As You Love Me en I Want It That Way. Ze waren in de jaren negentig, toen ik trouw de hitlijsten volgde, niet te missen.

Ook One Direction heeft die paar hits die je niet goed mág vinden, maar stiekem wel mee neuriet. Live While We’re Young en Kiss You bijvoorbeeld. De kwade genius achter die boyband was Simon Cowell die, niet geheel onlogisch, redeneerde dat vijf deelnemers aan een talentenjacht beter is dan één deelnemer aan een talentenjacht en zie: One Direction werd een megasucces.

Maar leden van boybands houden elkaar steevast in een houdgreep. Die groep is alleen maar een springplank voor een succesvolle solocarrière want waarom zou je die gillende tienermeisjes met je andere bandleden delen? Het gaat erom op het juiste moment te springen: ieder boy-bandlid is liever de nieuwe Robbie Williams dan de nieuwe Gary Barlow. Bij One Direction sprong Zayn als eerste, en hij had een vliegende start met Pillowtalk. Daarna werd het stil. Tegenwoordig haalt hij vooral het nieuws vanwege z’n knipperlichtrelatie met fotomodel Gigi Hadid.

Niall Horan doet het beter; de teller staat bij hem inmiddels op zeven hits. Vijf daarvan stonden op z’n solodebuut Flicker, een plaat die door Stereogum niet ongeestig werd omschreven als a collection of songs so drowsy and unthreatening you may begin to wonder if you’re on hold with your credit card company. Muziek voor wie Ed Sheeran te ruig vindt. Zelf houdt Horan het erop dat hij zich heeft beïnvloed door jaren zeventig-acts als Fleetwood Mac en de Eagles. Er zijn slechtere referenties, al is Flicker inderdaad ontstellend braaf.

Voordat die debuutplaat uitkwam, was er This Town. Een klein, akoestisch liedje in de beste singer-songwriter-traditie. In die song verhaalt Horan hoe zwaar het is om terug te keren naar je geboorteplaats, vanwege de herinneringen die je daar hebt aan een vroegere liefde. Het parfum hangt nog in de lucht, in de pub zit de ex met een ander vriendje. Ik ben nooit uit de stad verhuisd, sterker nog, ik woon nog in hetzelfde stadsdeel waar ik ben geboren, maar zelfs dan herken je het sentiment. Alles verandert, maar alles blijft hetzelfde. This Town is pure ludduvuddu.

Met die ludduvuddu van Horan is het trouwens goed gekomen. Eind vorig jaar had hij een vrolijk, up-tempo hitje met Nice To Meet Ya. Daarin zingt hij hoe hij een leuke vrouw tegenkomt in de bar. Hij wil haar telefoonnummer op z’n arm tatoeëren. In inkt.

Keuze Marco Groen: Stone Temple Pilots – Meadow (2017)

Dood en opgezwollen

Je kan van alles vinden over Jeff Gutt, maar hij heeft iets dat Spaanstaligen als ‘cojones’ omschrijven.  Gutt heeft ‘guts’. Lef. Als verse zanger van de Stone Temple Pilots neem je namelijk best wel een risico. Het is alsof er een indianenvloek op die functie rust. Neem nu bijvoorbeeld oprichter en voormalige zanger Scott Weiland. Dit boegbeeld van de band vond drugs gebruiken net zo leuk als muziek maken. In beiden blonk hij dan ook uit. Qua muziek is hij verantwoordelijk voor de totstandkoming van een van meest iconische grunge-bands die NIET uit Seattle (of beter gezegd: de staat Washington) kwam. Een band die later een van de meest iconische groepen uit die periode zou worden. Critici zagen dat heel anders. Voor mensen uit een andere stad dan Seattle was het immers godsonmogelijk om grunge te maken. Als ze dan ook nog uit Californië komen, dan is het helemaal heiligschennis. Vooral na het uitkomen van het – terecht – commercieel succesvolle debuutalbum Core waren termen als ‘nepgrunge’ en ‘imitators’ niet van de lucht. Gelukkig bleken de puristen maar een kleine sekte te zijn en werd de band door normale muziekliefhebbers gewoon op hun kwaliteit beoordeeld. Daar was weinig op aan te merken. Het nummer Plush werd een redelijk succes en de heren timmerden vrolijk aan de weg. Onder meer door als voorprogramma van Rage Against the Machine en Megadeth te fungeren, later als band die zelf een voorprogramma nodig had.. Twee jaartjes na Core kwam het album Purple uit, waarvan met name Interstate Love Song het erg goed deed in verschillende lijsten.

Maar dan… de keerzijde. Het was fans allang al opgevallen dat Weiland een nogal flamboyant karakter had. Dat is vaak goed en leuk, wat zich uitte in een steeds veranderend voorkomen, experimenten met een megafoon en allerlei probeerseltjes op het gebied van zang. Een ander aspect wat daarbij om de hoek kwam kijken is het mateloze gebruik van allerlei drugs. Een in 2002 gediagnosticeerde bipolaire stoornis verklaarde ook wel het een en ander. Het totaalpakket maakte Weiland onhandelbaar. Er volgde een periode van Sid en Nancy-achtige toestanden, waarna Weiland zich besloot te richten op de reïncarnatie van Guns N’ Roses: Velvet Revolver. Dat ging soms goed.

Helaas is Weiland gewoon Weiland en gingen drank- en drugsgebruik hand in hand met on-professionaliteit. Nu kan natuurlijk niemand zeggen dat Duff McKagan (ex-GNR), Matt Sorum (ex-GNR) en Slash (ex-GNR) niet veel gewend waren (want: ex-GNR), maar voor iedereen was het beter dat Weiland zijn bekwaamheid in andere bands ging tentoonstellen. Bands zoals Art Of Anarchy en The Wildabouts. Een tour met die laatste overleefde hij niet. Weiland werd dood aangetroffen in de toerbus. Overdosis. De politie ontdekte twee zakken cocaïne in de bus, alsmede Xanax, Buprenorphine, Ziprasidone,Viagra en slaappillen.

In 2013 werd Weiland vervangen door Chester Bennington, de man die wij allemaal kennen van Linkin’ Park. Een droom die ik al mijn hele leven had, aldus Bennington. Toch verliet hij de formatie alweer in 2015 om zich te focussen op zijn eigen band. Het verhaal van Bennington is verder bekend: in 2017 werd hij thuis in Palos Verde Estates, Californië dood gevonden door zijn huishoudster. Zelfmoord.

De piloten konden ondertussen weer op zoek naar een nieuwe zanger. Dus wat doe je dan als zichzelf respecterende grungeband? Dan zet je de TV aan en kijk je wat er zoal rondloopt bij een van de tientallen talentenjachten die het kijkkastje je voorgeschoteld. In zo’n geval kan het zomaar gebeuren dat iemand Leonard Cohen’s Hallelujah op emotionele wijze je huiskamer in gilt. Iemand als Jeff Gutt. Zijn versie hiervan leverde internationale waardering op, maar bracht hem niet ver in het programma. Het tweede seizoen ging een stuk beter: Gutt werd tweede. In de finale bracht hij Creep  van Radiohead, Iris van de Goo Goo Dolls en (nu komt het) O Holy Night van Adolphe Adam ten gehore.

Het bracht hem geen windeieren. In 2016 werd de zanger gerekruteerd door de Stone Temple Pilots. Een meer dan goede keuze: wie tijdens een concert van de Pilots zijn ogen dicht doet, hoort een stem die nagenoeg die van Weiland is. Gutt had er trouwens al een half leven als zanger opzitten voordat hij Amerika schokte met zijn deelname aan X-Factor. Daarvoor had hij al ruime ervaring opgedaan in bands zoals Dry Cell, Band With No Name en Rival City. In 2018 brachten de Pilots een titelloos album uit, waarop goed te horen valt dat Gutt vrijwel niet onderdoet voor Weiland. Vooral het nummer Meadow springt in het oog. Het laatste album uit 2020 lijkt uit te wijzen dat ze het experimenteren ook niet verleerd zijn. Perdida werd een verrassend, akoestische werkje waarvan de meningen uiteenlopen van ‘helemaal geweldig’ tot ‘minder dan niets’. Dit lijkt te bewijzen dat niet alleen Jeff Gutt cojones heeft, maar dat de hele band hier gezegend mee lijkt te zijn.

[polldaddy poll=10550576]

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.