Het is een eeuwige discussie die waarschijnlijk ook nooit zal ophouden: het gebruik van samples. Volgens de één is het diefstal, meeliften op het succes van een ander en een gebrek aan creativiteit terwijl het volgens anderen juist een goed voorbeeld is van creatief gebruik van geluid en het de muziek verrijkt.

We zullen proberen geen kant te kiezen in deze battle. Wat we wel doen is kijken naar de juweeltjes achter de tracks die samples gebruiken en naar liedjes waarin die samples tot hun recht komen. Want achter iedere sample zit een volledige track, en om iedere sample zit een volledige track. Die zijn allemaal de moeite waard. Welke tracks volgens ons dan de moeite waard zijn? Dat lees je nu…

Keuze Ronald Eikelenboom: Herbie Hancock – Cantaloupe Island (1964)

Van jazz naar hiphop

Je hebt ondergewaardeerde liedjes, en je hebt ondergewaardeerde genres. Jazz en klassiek komen hier zelden tot nooit aan bod. Gesampelde liedjes is een mooi onderwerp om eens zo’n ondergewaardeerd genre in de spotlight te zetten.

Jazz en hiphop was eind jaren tachtig, begin jaren negentig een gouden combinatie. Jazzmatazz, Buckshot LeFonque en Us3 zijn daarbij de meest bekende namen. Het debuut Hand On The Torch van de Engelse formatie Us3 verscheen zelfs op jazz label Blue Note en werd exclusief opgenomen met samples uit de catalogus van het befaamde label. Cantaloop (Flip Fantasia) werd een hit en zette het label bij een nieuw publiek in de spotlights.

De sample uit het nummer kwam van Cantaloupe Island van Herbie Hancock, al is mij nooit precies duidelijk wat er nu gesampled is. De pianopartij klinkt mij iets sneller in de oren en zou dus gespeeld kunnen zijn door Us3 pianist Matt Cooper. De trompetsolo is sowieso van Gerard Presencer, die het sneller speelt dan Freddie Hubbard op cornet op het origineel. Hubbard klinkt aarzelender, op zoek naar de juiste tonen, maar daardoor ook spannender. En natuurlijk speelt Herbie Hancock een heerlijke solo die bij Us3 ontbreekt.

En toch. Elke keer dat ik naar Cantaloupe Island luister betrap ik mezelf erop Itty Bitty Bop te roepen op gezette tijden.

Keuze Tricky Dicky: John Lee Hooker – Boogie Chillen’ #2  (1970)

Dat intro….

Regelmatige lezers van mijn blogs weten dat ik bijzonder weinig opheb met hiphop en rap. Natuurlijk, van tijd tot tijd zit er een leuk deuntje tussen, maar vrijwel altijd blijkt dat terug te voeren op een sample van een bekend liedje. Neem Gettin’ Jiggy With It van Will Smith met een vette sample van Sister Sledge’s He’s The Greatest Dancer. Of Coolio’s Gangsta Paradise met Stevie Wonder’s Pastime Paradise. En Kendrick Lamar’s ielige stemmetje in I is slechts te pruimen dankzij de sample van het fantastische gitaarwerk uit That Lady van The Isley Brothers.

Toch is het weinig liedjes gegeven meervoudig als voorbeeld genomen te worden. Iedereen kent het intro van Norman Greenbaum’s Spirit In The Sky. Heel veel kennen het mondharmonica-intro van On The Road Again van Canned Heat. En dan hebben we nog La Grange van ZZ Top. Alle drie hebben naar Boogie Chillen gegrepen en alle drie hadden er een vette hit mee. ZZ Top moest echter diep in de buidel tasten, omdat La Grange een schaamteloze kopie was.
En in de blues-scene inspireerde het onder andere Junior Parker (Feelin’ Good), Magic Sam (I Wanna Boogie), James Cotton en Slim Harpo.

Boogie Chillen’ komt van de hand van John Lee Hooker. Het werd gecomponeerd in 1948, maar dit is een langzame versie met slechts Hooker’s zang, gitaar en ‘footstompin’. Het werd een lokaal hitje in Chicago. De vraag naar Boogie Chillen’ was dermate dat hij in 1950 een snellere versie opnam als #2. Twee jaar later werd een verkorte versie als New Boogie Chillun’ uitgebracht en weer zeven jaar daarna werd Boogie Chillun door hem opgenomen; een opname die terug grijpt naar het origineel.

Sinds 1960 is het lied meerdere malen uitgebracht met bekende artiesten als Eric Clapton, The Rolling Stones en Canned Heat. En het is talloze keren geleend door een veelvoud van artiesten, zoals Buddy Guy, George Throrogood, Hank Williams Jr. en R.L. Burnside. Het wordt als één van de grootste bluescomposities ooit gehouden.

Er is een veelvoud aan uitvoeringen op YouTube te vinden, maar persoonlijk prefereer ik de jam met Santana, Paul Butterfield en Elvin Bishop: een ontspannen Hooker met ondersteuning van topmuzikanten.
How how how!

Keuze Stefan Koopmanschap: David Bowie – Starman (1972)

Een prachtig gebruik van samples

In een aantal genres is het gebruik van samples zo gewoon dat niemand er van op kijkt als er samples gebruikt worden. Met name ‘moderne’ genres als hiphop en andere meer elektronische stijlen als house en techno zien het gebruik van samples als een bron van geluid.

The Chemical Brothers hebben hun basis in hiphop maar zijn die daarna ontgroeid. Ze zetten met de basis van hiphop hun eigen nieuwe stijl op: big beat (ook wel chemical beats genoemd). Op een gegeven moment gingen ook zij echter wat meer mainstream en toegankelijk tracks maken. Star Guitar is daar een voorbeeld van. Tot zeer recent had ik eigenlijk geen idee waar die naam vandaan kwam, maar de naam Star Guitar komt van een sample die ze gebruikten…. van David Bowie.

Luister eens naar Star Guitar: Vanaf ongeveer 35 seconden komt er een gefilterd gitaarloopje door de track heen die vervolgens redelijk de basis van de track is. Luister nu naar Starman van David Bowie, direct aan het begin. Hetzelfde gitaartje. Een prachtig gebruik van samples.

Maar het is natuurlijk Bowie. En iedere aanleiding die je kan vinden om iets van Bowie onder de aandacht te brengen moet je gebruiken. En Starman is natuurlijk een prachtig nummer. Dus hey, mijn keus voor deze battle is duidelijk. Want Starman. Want Bowie.

Keuze Hans Dautzenberg: Coal Kitchen – Keep On Pushin’ (1977)

Ondergewaardeerder kan haast niet

Op zaterdag was er altijd een kleine rommelmarkt in mijn studentenstadje. Ik gaf in die jaren al een flink deel van mijn inkomen uit aan tweedehands LP’s bij de zeer goed gesorteerde lokale platenboer Tommy. Maar ook aanbod van de straat of bij de kringloopwinkel versmaadde ik niet. Op Koninginnedag was elke krat met platen onweerstaanbaar. Ploeterend door eindeloze hoeveelheden ‘Alle 13 goed’ en het complete oeuvre van James Last, heb ik hele mooie vondsten gedaan: Grievous Angel van Gram Parsons, Delaney & Bonnie & Friends on Tour with Eric Clapton bijvoorbeeld.

Ik kocht van alles. Ik had altijd wel een lijstje in mijn hoofd van gezochte albums/artiesten. Soms ook gaf het herkennen van de naam van een producer op een hoes of meewerkende muzikant de doorslag. En soms ging ik gewoon op mijn gevoel af. Bijvoorbeeld alleen omdat ik de hoes mooi vond.

Dat was die zaterdag ook het geval. Vlug bladerde ik door een doosje albums ‘1 gulden’. Twee platen pikte ik eruit: Parliament -Funkentelechy Vs. The Placebo Syndrome  en Coal Kitchen – Thirsty Or Not…Choose Your Flavor. Parliament kende ik van naam, Coal Kitchen oogde interessant vanwege de hoes. Thuis gekomen bleek het Parliament album nog een verrassing te bevatten: er zat een stripboekje bij. En op het album van Coal Kitchen stond een wel erg bekend deuntje. Ik was zomaar op de oorsprong van Push It van Salt-N-Pepa gestuit.

Keep on Pushin’ is een lekker 70’s funky werkje. Vette baslijn, strakke drum, wah-wah gitaartje, saxsolo….mmmmm ahhhh wat een groove! Het album bevat nog meer goede funk en ook wat meer softere pop (of ‘romantic soul’). Geen absoluut topalbum, maar heel erg de moeite waard en het luistert lekker weg op een avondje. Coal Kitchen komt uit de St Louis area (Carbondale) en was een multiculturele soul/funk band, waarin ook Carla Peyton zong. De band heeft maar één album gemaakt, dat inmiddels al lang uit roulatie is en niet opnieuw uitgegeven. Over de band is verder helaas weinig bekend. Ondergewaardeerder kan haast niet. Push it!

Keuze Martijn Vet: The Clash – Guns of Brixton (1979)

Als je de sample en het origineel tegelijk leert kennen

Best een wonderlijk toeval: in de periode dat Dub Be Good To Me uitkwam, was ik net behoorlijk verslingerd geraakt aan het album London Calling van The Clash. Ik was (en ben nog steeds) vooral erg onder de indruk van de muzikale variatie op de plaat, die ik destijds uit de bieb had geleend. Punk kon dus echt wel meer zijn dan matig gespeelde snelle deuntjes met hooguit drie akkoorden.

Guns of Brixton bevatte zelfs reggae-invloeden. Een jongen met Jamaicaanse roots speelt de hoofdrol in het nummer, dat handelt over het politiegeweld, de armoede en andere problemen in de Londense wijk Brixton.

Wat minder geëngageerd was de hit waarin Norman Cook, later bekend als Fatboy Slim, het Clash-nummer samplede. Ik leerde ze dus ongeveer allebei tegelijk kennen. U mag raden welke van de twee het vaakst te horen was in het studentenkamertje van een muzieksnob in de dop.

Keuze Freek Janssen: Beck – Hotwax (1996)

Omdat Odelay niet mag ontbreken in deze battle

We schrijven 1996 en de schone kunst van het sampelen is al lang niet meer alleen voorbehouden aan hip-hop en dance. Eén van mijn favoriete albums uit die tijd is Odelay van Beck, dat klinkt als een country-album met garage-invloeden dat dicht is getimmerd met rare samples.

Hotwax is een nogal random gekozen liedje van dit album voor deze battle. Het had net zo Lord Only Knows of High 5 kunnen zijn. Wat wel is; Hotwax is exemplarisch voor de bizarheid van Odelay. Het liedje bevat overigens samples van: Song for Aretha van Pretty Purdie, Dookey Shoe van Rasputin’s Stash, Universal Rhythms van Mandrill en Up on the Hill van Monk Higgins & The Specialties.

Alle vier nog nooit van gehoord, om eerlijk te zijn. Maar Odelay, dat album mag niet ontbreken in deze battle.

Keuze Eric van den Bosch: Soul Coughing – Super Bon Bon (1996)

Ritmisch samplen

Samples, soms worden er complete songs aan opgehangen waarbij de creativiteit me eerlijk gezegd ontgaat. Tone Loc’s “Wild Thing” bijvoorbeeld bestond uit niet veel meer dan zeer herkenbare samples van Van Halen’s debuutalbum. Zonder die samples was er amper een song geweest.

Soul Coughing is dan weer een heel ander verhaal. Op Lowlands zat een klassiek geschoolde pianist bij die band niet achter een piano, maar achter een klein keyboard en een sampler. Soul Coughing was een en al ritme. Niet alleen de drums en de bas, maar ook de frasering van Doughty én de samples droegen daaraan bij. Dat konden samples van vogels of olifanten zijn, maar ook van Howlin’ Wolf of Toots & The Maytals.

De heren kenden elkaar van The Knitting Factory, een zaal waar vooral experimentele muziek te horen was. Bassist Sebastian Steinberg, drummer Yuval Gabay en Mark De Gli Antoni stonden er geregeld op het podium, de tien jaar jongere zanger/gitarist Mike Doughty stond er als uitsmijter bij de deur, al was hij er ook bekend vanwege zijn raps. De eerste twee albums Ruby Vroom (1994) en Irresistible Bliss (1996) waren lekker eigenwijze alternatieve pop, het derde album El Oso (1998) ging wat meer de dancehoek in.

In 2000 was de band echter alweer ter ziele, als gevolg van onenigheid over weinig artistieke zaken als songwriting credits en publishing. Doughty ging na het overwinnen van zijn verslavingen verder als soloartiest. In een boek noemde hij Soul Coughing een ‘dark, abusive marriage’. Contact met de andere drie zit er niet in: hij vond zichzelf weliswaar ‘an asshole’, maar de andere drie ‘psychopaths’. Nee, die reünie gaat er niet komen.

Die andere drie hadden vóór Soul Coughing al een carrière en gingen verder waar ze gebleven waren. Steinberg is daarvan het meest zichtbaar als veelgevraagd bassist bij onder andere Neil Finn, de Dixie Chicks en k.d. lang. De sampler van dienst, Mark Degli Antoni, stortte zich op filmmuziek en is daar inmiddels heel succesvol mee. Steinberg, Degli Antoni en Gabay komen elkaar van tijd tot tijd nog tegen in een bandje.

Het mag dan veel te kort geduurd hebben, Soul Coughing heeft met slechts drie albums een blijvende indruk achtergelaten in de alternatieve popmuziek van de jaren negentig. Dit ‘Super Bon Bon’ is kenmerkend voor het unieke geluid van Soul Coughing. Met samples en al.

Keuze Freek Janssen: Rage Against The Machine – Bulls On Parade (1996)

Pak de wah-wah, maak hem een paar tonen hoger, rek hem uit en je krijgt The Prodigy

Het is nog steeds 1996. Rage Against The Machine komt met het tweede album uit; Evil Empire. Fijne plaat hoor, maar de verkoopcijfers van het titelloze debuut uit 1992 haalt het niet.

Nu luister even naar de ‘wah-wah tsjikke wah-wah’ (vanaf 0:25):

Probeer in je hoofd het volgende trucje uit te halen: knip die wah-wah uit, maak hem een paar tonen hoger en rek hem flink uit. Dan krijg je dus ‘waahhhh-waahhhh’. Pak de ‘wah’ dan een keer kort, dan weer twee keer lang en ga zo een paar verder. Dus:

‘Waahhhh-wahhhh wah waahhhh-waahhhh wah waahhhh-waahhhh’.

Voel je hem? Nee? Hieronder kun je horen wat je dan krijgt, vanaf 2:16:

Best bizar, toch?

Oh ja, het is inmiddels 1997 :).

Keuze Willem Kamps: Floris – One More Day (2002)

Kop en staart

Tja, samples in liedjes, ik hou er wel van. Vooral die waar de basis wordt gelegd door de sample, niet even alleen een flard van een of ander nummer ergens tussendoor, wat overigens ook best verrassend kan zijn. Natuurlijk, sampelen lijkt jatten, maar als je er iets leuks mee doet en netjes de rechten betaalt is er niks onrechtmatigs aan de hand en maak je de luisteraar blij.

Naast hiphop worden samples vooral gebruikt in lounge. Een inmiddels wat gedateerde muziekstijl – bepaald niet trending – maar nog steeds lekker relaxed om te horen. Begin deze eeuw heb ik nogal wat van dat spul in huis gehaald: heel wat verzamelaars waaronder Buddha Bar en Supperclub, maar ook van verschillende acts zelf, zoals St. Germain, Yonderboi, Zero 7 en, uit Nederland, Floris.

Floris, niet die van Rosemondt – in zwartwit naast Sindala met z’n zwaard op een paard – maar Floris Klinkert. Deze Floris is begonnen in de house nadat ie van z’n vader een synthesizer met sequencer had gekregen en daarmee aan het experimenteren was geslagen. Met geld van een aardige hit in Duitsland onder de artiestennaam Groove Solution richtte hij z’n eigen studio in en kwam muzikaal tot bezinning – muziek met kop en staart en, naar eigen zeggen ‘eind aan de knoppen-draai-act’.

Maart 2002 brengt hij de CD Floris uit, inclusief link om een zestal extra nummers te downloaden. In het hoesje is alvast ruimte gemaakt voor de gebrande CD. Op de plaat wordt ie o.a. bijgestaan door saxofonist Benjamin Herman (New Cool Collective) en zangeres Sarah Bettens (K’s Choice). Totdat ik op Kink FM One More Day hoorde, wist ik niet af van zijn bestaan. Het was een zeer prettige kennismaking. De jazzy pianosample deed mijn blik naar de radio wenden. Niet dat daar iets te zien was, maar ik bleef geboeid luisteren om te horen wie of dit was.

Floris dus. Floris die hier lijkt op Robert Wyatt, de oud-drummer van Soft Machine en sinds lang gekluisterd aan een rolstoel vanwege een dwarslaesie, maar nog steeds muziek makend. One More Day heeft de sfeer van Wyatt’s prachtige Shipbuilding. De slow beat, de cool jazz, de hoge zangstem en die bijna repeterende sample daaronder. Het mooie is dat de sample eigenlijk een eind-riedel is. Pas aan het eind loopt de pianist ‘m inderdaad helemaal af, al is het tevens de opmaat naar nog meer moois. Jazzy lounge in optima forma. Ja, dan wil je nog wel een dag extra.

[polldaddy poll=9852089]

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.