Aardige liedjes, grondige deuntjes, moddervette tracks. Over de aarde is niet zo veel geschreven als over water, maar toch genoeg om een aparte battle aan te wijden.

Welke liedjes over onze planeet (en haar grond) vinden wij toffer dan Earth Song?

Nou, deze.

Keuze Freek Janssen: The Doors – Not To Touch The Earth (1968)

Het enige liedje tussen die quasi-diepzinnigheid dat na al die jaren overeind bleef

Naar The Doors luisterde ik als puber, en zo hoort het ook eigenlijk. Jim Morrison en zijn mannen waren toch eigenlijk een soort stamvaders van de gothic, emo en andere verongelijkte-tieners-stromingen. Tenminste, wat betreft het thema van hun liedjes: muzikaal staan ze eerder aan de wieg van new wave. *bukt*

Maar goed, als puber dus. De studioalbums had ik al vrij snel versleten en dus ging ik op zoek naar nog meer materiaal. Live-cd’s, bootlegs. Mijn kostbaarste bezit werd An American Prayer, een zonderlinge elpee met gedichten van Jim Morrison die, vaak postuum, begeleid werden door de andere drie bandleden.

Ik vond het, in al mijn quasi-diepzinnigheid, prachtig allemaal. Als ik er nu naar terugluister, snap ik er geen reet van. Het bekendste gedicht van Morrison is The Celebration of the Lizard. Alleen het onderdeel Not To Touch The Earth werd goed genoeg bevonden om de plaat te halen. Een terechte keuze, denk ik; het liedje heeft zelfs de tand des tijds uitstekend doorstaan en klinkt nauwelijks gedateerd.

Voor wie wil: hier toch de hele Celebration of the Lizard.

P.s. Toeval of niet: het liedje kwam op hetzelfde album terecht als het weergaloze Yes, The River Knows, waar Dimitri Lambermont al over schreef in de water-battle. Zouden er dan nog meer Doors-liedjes worden voorgedragen in deze serie?

Keuze Tricky Dicky: Earth & Fire – Love of Life (1974)

Over dansende apen.

…..de deurbel. We verwachtten geen visite, dus de eerste gedachte was de lokale Jehova’s. Maar gelukkig bleek het goed volk te zijn; een huisvriend en Theo Hurts, piloot en kapitein op een B744. Theo had in zijn jeugdjaren een studie klassiek gitaar aan het conservatorium gevolgd, en hier had hij Chris Koerts leren kennen. In ’74 kreeg hij de uitnodiging om als basgitarist tot Earth & Fire toe te treden waar hij tot ’78 zou blijven. Zoals hij zelf gekscherend zei: “ik zat tussen twee nummer 1-hits in” (Memories en Weekend). In die tijd had onze zoon nog ambities een gitaarbeul te worden, en Theo heeft hem een paar grepen geleerd. Inmiddels is hij een huiskamerluchtgitarist van wereldklasse.

De eerste single die Earth & Fire met Theo uitbracht was Love of Life. Diezelfde single stond ook op de LP To the World of the Future; de opvolger van het conceptalbum Atlantis. Deze plaat is overigens gebaseerd op het verhaal over het inhalige en corrupte eiland Atlantis, dat uiteindelijk wordt vernietigd door de vier elementen: aardbevingen vertegenwoordigen aarde, vulkanen vertegenwoordigen vuur, vulkanische gassen vertegenwoordigen lucht en tenslotte het eiland wordt overspoeld door water. Wellicht was dit een betere keuze met betrekking tot het onderwerp geweest, maar er is helemaal niets ondergewaardeerd aan Earth & Fire’s artistieke hoogtepunt.
Op To the World of the Future treden de andere bandleden meer op de voorgrond met zang en composities, en is de rol van Jerney Kaagman minder geworden. Het markeert de overgang naar een andere aanpak van de groep dat zich later zou manifesteren in een ander (commerciëler) geluid.

Love of Life is geïnspireerd door de opkomende funkstroming. Een pittig meeslepend nummer met op de achtergrond het geluid van een mellotron, waardoor het lied een Moody Blues-achtige sound meekreeg. Bij het repeteren had Chris Koerts de vocalen voor z’n rekening genomen, maar bij de opnames stuitten ze (weer) op de figuurlijke tweestrijd van de componisten (die internationaal wilden doorbreken) en de beperkingen van Jerney Kaagman’s stem. De repetitie verliep moeizaam en de gebroeders Koerts kregen de indruk dat Jerney er met de pet naar gooide. Als dansende en schreeuwende apen stonden ze voor haar om Jerney te bewegen een ultieme poging te doen, maar dit werkte averechts. Ze liep weg en de broers besloten een andere zangeres te zoeken. Hun stiekeme poging Patricia Paay te ronselen liep stuk op de vriendschap tussen haar en Jerney, zodat ze met de billen bloot moesten. Uiteindelijk en met wat aanpassingen aan de toonhoogte kwam er (zoals altijd) een fantastisch lied op de band te staan, wat na alle jaren nog niets aan kracht heeft ingeboet.

Keuze Tricky Dicky: The Waterboys – Savage Earth Heart (1983)

Een tweede kans dankzij de Milltown Brothers.

In 1991 kocht ik – tweedehands – een verzamelaar van Key Notes. Het was een ‘promotional copy – not for resale’, maar kennelijk had toch iemand de poen belangrijker gevonden dan de muziek. Een uitklapbaar kartonnen hoesje en dertien onbekende nummers van aanstormende bands, waaronder Temple of the Dog (de oermoeder van Pearl Jam), de inmiddels in de vergetelheid geraakte bands Witness en Heartland, én de Milltown Brothers met 3 nummers van hun debuut CD, Slinky. In hetzelfde jaar kwam volume 2 van de 2 Meter Sessies uit met eveneens een nieuw nummer van de Milltown Brothers. Althans, dat dacht ik in mijn onschuld.

Nu leek de stem van de zanger, Matt Nelson, in ieder geval al een kopie van Mike Scott, maar bij nader onderzoek bleek dit 2 Meter sessienummer, Savage Earth Heart, ook van hem geleend te zijn. Eerder was ik in 1986 door het fantastische This Is The Sea en met name Don’t Bang The Drum zwaar onder de indruk geraakt van de Waterboys. Iedereen heeft het altijd over The Whole Of The Moon, maar – ondanks dat het een prima nummer is  – staat dit album alleen maar vol met pareltjes. Maar om onduidelijke redenen had ik echter nooit de moeite genomen de twee eerdere albums te beluisteren. Een omissie die ik dankzij de cover van de Milltown Brothers onmiddellijk herstelde. Het origineel heeft meer pit, maar toen ik een live-versie op het Duitse WDR hoorde, werd mij duidelijk dat de Boys pas op de bühne echt tot hun recht komen.

Het lied opent met de vijfde symfonie van Ludwig van Beethoven, gevolgd door gitaarwerk à la Velvet Underground door Mike Scott, die de daaropvolgende minuut solo het nummer draagt met zang en vingerwerk. Na bijna twee minuten zet de hele band in en luister je naar pure rock & roll. In deze uitvoering overstijgt het nummer zelfs mijn favoriet Don’t Bang The Drum.

Volgens Mike Scott is dit nummer wel in honderd verschillende versies gespeeld, maar juist deze uitvoering is – in mijn ogen – onovertroffen en ongelofelijk ondergewaardeerd.

Keuze Dimitri Lambermont: Primus – My Name Is Mud (1993)

Blubbervet

Aarde is het volgende element in deze heilige strijd der elementen. Aarde met water is modder. En vanwege het recentelijke regenen in het Nederland is er helaas meer sprake van modder dan van heerlijke aarde in mijn tuin. Tot zover het slappe excuus om er gewoon een blubbervette track van Primus in te gooien. Met een blubbervette bas. En enkele blubbervette heren in de blubber.

My Name Is Mud van Primus van hun album Pork Soda uit 1993 was toch wel even een heel andere soort blubbervet dan het blubbervet dat ik gewend was uit mijn metaljaren. Alowishus Devadander Abercrombie legt zijn vriend om en gaat hem begraven. Dat is in het kort de hele strekking tekstueel.

Maar ach, wie maakt zich druk om de tekst. Primus liet een kant zien van de basgitaar die ik nog nooit had gezien. De bas was altijd een leuk ondersteunend instrument. Een beetje laag. Gaat goed met de drums om de groove neer te zetten.

Toen ik ze in Nighttown Rotterdam zag, was ik om. Wat Les Claypool uit zijn bas wist te toveren was buiten alle proporties. De muziek was hoekig, apart, echte muzikantenmuziek. Anarchistisch, tegendraads. Met een groove die als je er net lekker inzit, opeens 180 graden draait. Met pingeltjes en pangeltjes en rare geluiden. Buitenaards. Totaal gestoord. En toch blijft het lekker aan je schedeldak plakken. Als een dik plakkaat blubber aan je auto.

‘Cept today my feet are troddin’ on by this friend of mine

Six foort two and rude as hell
I got to get him in the ground before he starts to smell

My name is Mud,
But call me Alowishus Devadander Abercrombie
That’s long for Mud, so I’ve been told
Told that by this sonsabitch that lies before me bloated blue and cold

I’ve got my pride, I drink my wine
I’d drink the finest except I haven’t earned a dime in several months
Or were it years
The breath on that fat bastard could bring any man to tears

We had our words, a common spat
So I kissed him upside the cranium with an aluminum baseball bat

My name is Mud

Keuze Stefan Koopmanschap: Dubtribe (Sound System) – Mother Earth (1993)

Muziekfreaks kunnen deze muziek misschien vooral waarderen omdat het niet mainstream is geweest

De beginjaren negentig waren een waar Walhalla voor de liefhebber van elektronische muziek. Nadat de disco was geëvolueerd naar de housemuziek in de jaren tachtig en ook de rave en techno in opkomst kwamen begonnen verschillende elektronische stromingen zich te mengen met hiphop en funk om onder andere de breakbeat te vormen.

In 1993 bracht het collectief Dubtribe Sound System het nummer Mother Earth uit. Dit nummer is door veel artiesten – die ook breakbeat of één van de varianten van breakbeat zijn gaan maken (waaronder de The Chemical Brothers) – genoemd als een inspiratie; één van de meest invloedrijke nummers.

Maar hoewel je The Chemical Brothers, The Prodigy en dergelijke acts nog regelmatig voorbij hoort komen, hoor je Dubtribe’s Mother Earth eigenlijk nooit op de radio. Alleen op feestjes (met name ‘nineties’ feestjes) hoor je het nummer nog wel eens langskomen. Hoewel ze meer dan genoeg muziek gemaakt hebben, zijn ze nooit echt mainstream geworden. Misschien is dat wel goed, want des te meer kunnen echte freaks hun muziek waarderen. Maar toch zou ik Mother Earth wel vaker willen horen dan alleen af en toe in mijn iTunes, wanneer die op shuffle staat. Want wat is het toch een heerlijk nummer.

Keuze Danny den Boef: Elbow – This Blue World (2014)

Met een afwasborstel en warm water.

Het is 10 maart 2014. De hele dag wist ik dat het vandaag eindelijk zover was. Het stond niet voor niets in hoofdletters in m’n agenda. Vandaag kwam voor het eerst in drie jaar weer een nieuw album uit van de band waar ik zo intens van hou.

De band: Elbow. Het album: The Take Off And Landing Of Everything.

Het maakte niet uit hoeveel ik ook naar dit album uitkeek; ik heb geduldig de hele dag gewacht met afspelen. Ik koos ervoor hem niet in de auto al af te spelen. Niet op kantoor. Niet tijdens het eten. Nee. Ik heb gewacht tot na het eten. Ik heb gewacht tot bij de afwas. Het punt waarop de dag, die maandag de tiende maart, over zijn drukte hoogtepunt heen was.

Ik liet de gootsteen vollopen met warm water vergezeld door een kneepje Dreft. Alles stond klaar. Het was zover. Met één druk op de knop streamde ik dan eindelijk het album – waar ik al de hele dag mee bezig was – door de speaker in de keuken.

Met beide handen in het warme sop, de afwasborstel met de rechter omklemmend, stond ik vanaf seconde één genageld aan de grond. Het moet minuten geduurd hebben. Wat ik hoorde joeg een emotionele koude rilling door m’n lijf. Wat was dit mooi. Wat was dit goed. Wat was dit precies waarom ik zo zielsveel van Elbow hield.

Nog nooit heb ik, voor of na dit album, eenzelfde op zoveel verschillende niveaus ontroerende albumopener gehoord als This Blue World. Het nummer is niet alleen muzikaal gezien van een zeldzame schoonheid, maar zeker ook tekstueel. Maar goed, dat is voor de regelmatige Elbow luisteraar natuurlijk ook geen verrassing meer.

When all the world is sucking on its sleeve.
You’ll hear an urgent morse in the gentle rain.
And if you plot your course on the window pane.
You’ll see the coldest star in the arms of the oldest tree.
And you’ll know to come to me…

Het nummer klopt gewoon. In alles. En dat is zeldzaam. Het beste nummer van 2014. Zonder twijfel.

[polldaddy poll=9076846]

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.