Vroeger was het spannend. Je maakte een foto. Zorgvuldig uitgekozen. Welk moment pak ik? Is het licht goed? Heb ik deze foto echt nodig? En dan klik. Die klik waarin zoveel voldoening schuilging. En dan maar wachten tot je rolletje vol was. De romantiek van je rolletje wegbrengen en dan met je nummertje vier dagen later je envelopje met zelf geschoten goud afhalen.

Wat fijn dat we van af zijn… Man, man, man. Dat gedoe. Dankzij alle moderne middelen, gadgets, digitale camera’s, het grote gemak en noem het maar op, is de drempel om te fotograferen volledig verdwenen. En dat is hartstikke mooi (de selfiestick daargelaten: hou daarmee op).

Fotografie is door die enorme schaalvergroting tegenwoordig meer dan ooit de belangrijkste vorm van media. Het heeft een potentiële kracht in zich die in geen enkele andere vorm zo hard naar voren gebracht kan worden. Net als muziek.

Ah, we hebben een prachtig bruggetje!

Nummers geschreven over foto’s en alles daar omheen. Dat zijn er eigenlijk best veel als je er eens over na gaat denken. Dus, voordat u allen weer duizenden foto’s schiet op vakantie en waarschijnlijk nooit meer terugkijkt; bij deze de foto-battle waarin de bloggers met één rake klik in één keer scherp proberen te stellen.

Say cheeeeeese!

Keuze Tricky Dicky: Uriah Heep – Come Away Melinda (1970)

Hartverscheurend (mooi)

Uriah Heep’s eerste album, …Very ‘Eavy…Very ‘Umble, werd neergesabeld door de schrijvende pers. Toegegeven, de heren waren op zoek naar een eigen stijl en de LP zwierf van progrock naar blues en hard rock, maar om nou te schrijven dat je zelfmoord zou plegen indien de band succes zou hebben is overdreven. Geen idee overigens of de journaliste dit daadwerkelijk gedaan heeft. Veertig jaar later kan ik maar één conclusie trekken… gigantisch onderschat!

Met het schaamrood op de kaken moet ik toegeven dat ik de LP in 1974 in de uitverkoopbak aantrof en in eerste instantie slechts de hoes intrigeerde. Ach, voor
ƒ 2,50 (iets meer dan € 1) kon ik me geen buil vallen. Ik ga niet beweren dat het de beste aankoop ooit was, maar de prijs-kwaliteitverhouding was vet in orde. Man, wat een krachtige liedjes; neem alleen maar Gypsy… maar hierover wil ik het niet hebben.

In de jaren ’60 zat men gevangen tussen de nasleep van de Koreaanse oorlog en de Vietnamoorlog gekoppeld aan de wapenwedloop tussen de grootmachten. Begin jaren zestig kwam de ban-de-bom beweging vanuit de studentenbeweging, waarop de heersende machten als door een wesp gestoken reageerden. Het directe gevolg was meer publiciteit en meer demonstranten. Later werden de demonstraties feller toen de beelden uit Vietnam steeds duidelijker lieten zien wat voor smerige oorlog zich daar afspeelde.

In het licht van de angst voor een allesvernietigende atoomoorlog werd Come Away Melinda in 1963 geschreven en door Harry Belafonte met een kinderkoortje op plaat gezet. Over spruitjeslucht gesproken… Een aanzienlijk betere (folk)versie werd door The Big 3 (met Cass Eliot en Tim Rose) in 1964 opgenomen, maar de allerbeste uitvoering kwam van Uriah Heep. David Byron legt al zijn emotie in het lied en je voelt het verdriet en de angst voor zijn dochter, die in het puin een fotoalbum heeft gevonden met prentjes van voor de oorlog.

Daddy, daddy, tell me if you can
Why can’t things be
The way they were
Before the war began

Come away Melinda
Come in and close the door
The answer lies in yesterday
Before they had the war

Hartverscheurend en hartverscheurend mooi.

 Keuze Danny den Boef: Rob de Nijs – Foto Van Vroeger (1980)

Soundtrack van mijn jeugd.

Bij ons thuis stond vroeger altijd de radio aan. Niet hard, maar net hard genoeg. “Achtergrondmuziek” zou ik het willen noemen. Er was altijd muziek. Op de meeste oude video’s, meestal gefilmd tijdens één van mijn verjaardagen, was de radio hoorbaar. Het maakte niet uit wanneer het was, er klonk muziek op de achtergrond. Als ik wel eens bij mensen op visite ging of ik ging spelen bij een vriendje of vriendinnetje, dan viel het me altijd op hoe stil en daardoor haast angstaanjagend het bij anderen eigenlijk was. Het gaf me een naar gevoel. Lang wist ik niet waardoor dit kwam, maar later ontdekte ik dat het kwam door de doodeenvoudige reden dat er bij al die mensen nooit een radio aan stond. Ik miste het dus onbewust.

Mijn moeder was de aanstichter van dit onbewuste stukje indoctrinatie. Het eerste dat zij ‘s ochtends deed na het opstaan was de radio aanzetten. Pas hierna vervolgde ze haar ochtendroutine. Ik wist daardoor niet beter dat het zo hoorde, de radio aan. Naar mijn idee had de hele wereld vanaf het opstaan al de radio aanstaan. Want dat deed mijn moeder toch ook? Dat was wat normale mensen deden. Soms, als mijn moeder bijvoorbeeld aan het stofzuigen of aan het koken was, dan ging de radio wat harder. Vaak zong ze dan mee. Niet dat ze dit goed kon, maar omdat ze er blijkbaar heel vrolijk van werd. Ik vond het fascinerend. Een zingende moeder achter de stofzuiger die hard meezong met de vertrouwde radio.

Maar daar bleef het niet bij. Buiten de radio, had mijn moeder nog meer in haar muzikale greep. Ze had cassettebandjes en zelfs CD’s. En als ze die opzette, begon ze nóg harder te zingen. Ze zong alles van deze meneer mee, vaak nog boven de muziek uit. Ook in de auto klonk dezelfde muziek die al snel vertrouwd en “naar m’n moeder” klonk. Ik zong binnen de kortste keren mee. Op weg naar zwemles zongen we samen hard mee. Mijn moeder achter het stuur en ik vanaf de achterbank. Ik genoot. Zodra ik deze meneer hoorde zingen, dacht ik aan m’n moeder. Toen ik een jaar of 4 was, legde m’n moeder uit wie die meneer eigenlijk was. Die meneer, van de cassettebandjes en de CD’s, dat was Rob de Nijs.

Rob de Nijs. Wauw. Het klonk haast magisch. Al snel was ik zijn grootste fan. Aan mijn moeder vroeg ik standaard of ze weer Rob de Nijs ging zingen. Dit deed ze dan. En als ze dit niet deed, dan had ik zelf een Walkman, met naast de bandjes van Samson & Gert en Bassie & Adriaan, een bandje met muziek van mijn grote held Rob. Een kind van 4-5 jaar met cassettebandjes van Rob de Nijs. Het kan.

Heel soms ging mijn moeder zelfs naar een concert van Rob. Vele malen heb ik jankend gesmeekt me nou eens mee te nemen, maar helaas, het mocht niet baten. Ik moest thuisblijven bij m’n vader of bij de buren. Jankend. En toch nam ze altijd wat voor me mee. Een ansichtkaart. Een CD. Maar dé klapper was een grote poster, gesigneerd door Rob zelf. Ik heb er dagen naar gekeken. Dat je op bed ligt en toch nog een keer je nachtlampje aanklikt om te kijken naar de poster mét handtekening. Ik vond die poster het allermooiste in de hele wereld. En hij hing aan mijn kast.

Ik vond het niets bijzonders. Ik was fan van Rob de Nijs. Al had de wereld van kleuters om mij heen er nog nooit van gehoord. Het maakte niets uit. Toch sleet het fan zijn met de jaren. De door mij aanbeden poster verdween van de kast. Het cassettebandje verdween en maakte plaats voor muziek van Queen. Langzaam sloop Rob weg uit mijn jonge leven. En dat heeft jaren geduurd. Maar zoals zoveel is er maar weinig voor nodig.

Jaren later, na de aankoop van m’n eerste MP3 speler, een Creative Zen, nog vóór de komst van de iPod, begon ik muziek van CD’s te rippen op als MP3 op mijn speler te zetten. Tijdens de zoektocht naar CD’s stond ik na een blinde greep in de muziekkast van m’n ouders ineens met een stapel CD’s van Rob de Nijs in m’n handen. Tussen Zomer en Winter, Met je Ogen dicht, Pur Sang, Roman, De Reiziger, Hartslag en nog vele anderen. Ik begon ze te luisteren. Stuk voor stuk. Nummer voor nummer. Als een knop die werd omgezet kwam het terug. Er was de herkenning. Keihard. Elk nummer voerde me mee terug naar een bepaald iets uit m’n jeugd. Bij de eerste klanken van Hartslag zat ik weer op de achterbank van onze oude Kadett met natte haren op de terugweg van zwemles mee te zingen samen met m’n moeder. Open Einde en ik fietste weer op m’n crossfiets over het vakantiepark in Ommen. Alleen is maar Alleen en ik zag m’n moeder zingend voor me achter het gasfornuis.

De muziek voelde als een warme deken. Alsof het nooit was weggeweest. Dit was de muziek van vroeger. Dit was de soundtrack van mijn jeugd. En daar had mijn moeder voor gezorgd. En eerlijk gezegd ben ik haar daar best dankbaar voor. Dankzij haar is het voor altijd een jeugdherinnering. Het is een deel van mijn leven geworden dat evenveel met mij verweven is als alle overige herinneringen uit die, belangrijke, periode uit m’n leven. Noem het stille indoctrinatie, maar ik vind het onbetaalbaar.

Ook voor Rob heb ik veel waardering gekregen. En vreemd genoeg ben ik het die tegenwoordig meer naar zijn muziek luistert dan m’n moeder. Ook haar fan zijn is met de jaren gesleten. Maar toch, en ik weet het zeker, zit het net als bij mij ergens diep in haar nog steeds verscholen. De vrouw die achter de stofzuiger keihard meezong met de nummers van Rob de Nijs en er van genoot met die kleine man aan haar voeten.

Ik ga binnenkort maar eens kijken waar Rob het komende jaar optreed. Dan neem ik haar mee en gaan zij en ik, net als vroeger, keihard en ongegeneerd meezingen met de muziek van Rob de Nijs. Een avond lang ben ik weer 4 en zij weer mijn zingende moeder die mij naar zwemles rijdt. Een foto van vroeger.

Keuze Edgar Kruize: Ultravox – Mr. X (1980)

Over vergankelijke eeuwigheid

Enkele jaren terug vond ik op een Berlijnse rommelmarkt een stapel stokoude foto’s. Allemaal uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Statig, doch gelukkig kijkende stelletjes op sepia trouwportretten, jonge vrouwen die speciaal voor de foto hun mooiste jurk hadden aangetrokken. Mannen in rokkostuum. Dat soort werk. Het stapeltje greep me meteen bij de kladden, omdat ik recht in de ogen keek van mensen die vele jaren jonger dan ik waren, maar toch ‘oud’. Mensen die ooit, ergens over deze aarde hebben gezworven. Ooit gelukkig waren. Ooit verdrietig waren. Mensen wiens nazaten wellicht in het Berlijn van nu rondlopen. Of elders ter wereld. Of nooit geboren zijn. Alles is mogelijk. Feit is dat ik dat nooit zal weten.

Waar we tegenwoordig alles maar vastleggen en foto’s wegwerpproducten zijn geworden, was destijds een foto écht nog iets bijzonders. Iets waar je slechts enkele malen in je leven mee in aanraking kwam op écht bijzondere gelegenheden. Die mensen op de foto’s hebben heel bewust hun gelukkige momenten voor de eeuwigheid vast willen leggen. Terwijl er decennia later niemand meer is om zich die mensen, hun momenten of zelfs hun namen te herinneren. Laat staan zich over hun voor de eeuwigheid bewaarde momenten te ontfermen. Dat heeft iets triests en moois tegelijk.

Dat ontfermen heb ik dus maar gedaan en nu liggen die foto’s hier in huis te verstoffen tot na mijn dood iemand door de bezittingen heen gaat en ze dan alsnog in de kliko stort. Of misschien ook wordt gegrepen door die mensen uit lang vervlogen tijden en het op zijn/haar beurt niet over het hart kan verkrijgen die vastgelegde momenten weg te gooien. Ook dat zal ik nooit weten. Wat heeft dit alles met muziek te maken? Het is tevens het thema van Mr. X van Ultravox. Een band die vooral bekend is van de klassieker Vienna, maar op hun gelijknamige album staat naast dat prijsnummer ook het Kraftwerkiaanse Mr. X, een nummer dat exact hetzelfde mijmert:

I found the perfect picture of a perfect stranger
It looked as if it were taken in the forties sometime
Judging by the style

He could be a killer or a blind man with a cane
Perhaps he died in a car crash years ago
Right now it’s impossible to tell

Op een kale synthesizermelodie komt de mijmering mooi tot zijn recht. Het eeuwige en het vergankelijke in één moment. De b-kant van de 12” van Vienna staat het nummer overigens als Herr X ook in steenkolen-Duits. Dichter bij Kraftwerk is Ultravox nooit gekomen. Toch is de Engelstalige versie net wat fijner om naar te luisteren en is dat mijn inzending voor deze fotobattle.

Keuze Marcel Debets: Yes – Into The Lens (1980)

Maar ook Buggles – I Am A Camera …

… want 1980 was een turbulente tijd voor de grootmeesters van de symfonische rock. Het album Tormato uit 1979 was een eersteklas flop, en dat was niet alleen de schuld van de net opgekomen punkrock die alles wat riekte naar nummers langer dan pakweg 2:50 verachtte. Tormato was een haastig in elkaar gezet album, met een productie die platter klinkt dan de Noordoostpolder. Toetsenist Rick Wakeman hield het dan ook voor de tweede keer voor gezien. Maar veel erger was dat zanger Jon Anderson, die inmiddels aardig wat solosucces had, al dan niet met Vangelis, uit de band vertrok die hij in 1968 samen met bassist Chris Squire had opgericht. Dit werd door band en management dan ook angstvallig geheim gehouden.

Ondertussen werkte het overgebleven drietal – Squire, gitarist Steve Howe en drummer Alan White – in de studio aan nieuw werk. Een deur verder – want onder hetzelfde management – oefende een Engels popduo zijn materiaal. Deze Buggles hadden net een wereldhit gescoord met Video Killed The Radio Star. Zanger en bassist Trevor Horn en toetsenist Geoff Downes waren grote fans van Yes, en hadden zelfs een nummer geschreven dat ze graag even wilden pitchen bij de heren. Het nummer was Fly From Here en een uitgebreide versie daarvan verscheen uiteindelijk op het gelijknamige album uit 2011. Maar hey, dit kon geen toeval zijn: hier stonden een zanger en een toetsenist en was Yes niet net op zoek naar zo’n duo? Nou dan.

Het zal je niet verbazen dat de reacties uit gelederen van Yes-fans niet bepaald mals waren. Waren ze nu helemaal belaaitafeld? Ik bedoel de Buggles, hè. De Buggles! De titel van het eerste (en laatste) gezamenlijke album was dan ook zeer toepasselijk Drama. De hoes toonde twee witte vogels die wegvliegen, nagestaard door drie zwarte panters. Nu ik erover nadenk best een vreemde symboliek.

Afijn. Squire vond dat de Buggles serieus onderdeel moesten worden van Yes en dientengevolge ook eigen werk moesten inbrengen. Een van die nummers was het acht minuten durende Into The Lens, wat helemaal niet slecht uitpakte. Alle Yes-kenmerken zitten erin. Natuurlijk de bekende Rickenbacker-bas van Squire, maar ook de slide-gitaar van Howe. Opmerkelijk genoeg lijkt Horn zelfs een nog hogere stem te hebben dan Jon Anderson, en het timbre is iets anders. Later bleek dat hij helemaal niet comfortabel in het oeuvre van Yes zat, en na een halve tour ook steeds meer moeite kreeg met de zang.

Het was een nachtmerrie, bekende Horn ooit tegen de bekende Engelse muziekjournalist Chris Welch (Close To The Edge: The Story Of Yes). Into The Lens werd ook op single uitgebracht – dat had je in die tijd nog, hè – maar kwam niet verder dan een teleurstellende 104de plek in de Amerikaanse top-zoveel. Verder deed het nergens enig stof opwaaien. Ondergewaardeerd? You bet.

De Buggles namen het nummer zelf ook op voor het album Adventures In Modern Recording (1981) en noemden het I Am A Camera. Deze versie schopte het nog tot een bescheiden nummer 46 in de Nederlandse single top 100.

Na Drama was het over voor Yes. Steve Howe en Geoff Downes richtten Asia op. Trevor Horn ging produceren. Squire en White verdwenen tijdelijk van het toneel, om vervolgens met gitarist Trevor Rabin én Jon Anderson een nieuwe versie van Yes op te richten, waarmee het multimegaplatinum album 90125 werd opgenomen.

Keuze Eric van den Kieboom: China Crisis – Black Man Ray (1985)

Checklijstje

De draad weer oppakken!

Weer eens mee doen aan een Battle!

Geschikt onderwerp vinden!

Back to the 80’s !

Hopen op meer dan 1 stem!

Proberen een beetje origineel te zijn!

(Nog) Geen zin in ellenlange verhalen!

Song makkelijk te vinden op Youtube!

checkteken

Keuze Danny den Boef: Elbow – Scattered Black And Whites (2001)

Toen was geluk heel gewoon

Al vaker heb ik mijn enorme liefde voor deze Britse band uit Manchester uit de doeken gedaan. Ik zal u daarom dit keer de details besparen. Ik hou heel veel van ze. Laten we het daar vandaag bij houden.

Het nummer Scattered Black and Whites herbergt dezelfde herkenbare eenvoud in de tekst als de titel al doet vermoeden. Oude foto’s. We hebben ze allemaal en we kennen ze allemaal. Het zijn momenten om te koesteren. Meestal dan.

Bladerend door een fotoboek (of een enorme doos) hop je van herinnering naar herinnering, voor eeuwig bevroren op een stukje hoogglans van 10 x 15. Het blijft uitermate fascinerend. Bovendien geeft het een fijn gevoel. Je jeugd. Een veilige plek waar alles nog zo eenvoudig was. Slapen, douchen, eten, school, spelen, eten, spelen, tv, douchen, slapen. En dat elke dag. Heerlijk.

Het is natuurlijk niet zo dat ik in mijn huidige “volwassen” leven jankend van dag tot dag kruip met jeugdfoto’s omklemd in beide handen, zeer zeker niet. Ik geniet enorm van bijna alles elke dag, alleen op een heel ander niveau. Het is gewoon fijn om door middel van al die foto’s af en toe weer eens terug te gaan naar die periode. Toen alles zo onbezorgd en simpel was. Het nummer Scattered Black and Whites beschrijft dit gevoel met een zeldzame pakkende treffendheid.

Been climbing trees I’ve skinned my knees,
my hands are black the sun is going down.
She scruffs my hair in the kitchen steam,
she’s listening to the dream I weaved today.
Crosswords through the bathroom door
while someone sings the theme tune to the news.
And my sister buzzes through the room leaving perfume in the air.
And that’s what triggered this.
Like scattered black and whites.
I come back here from time to time.
I shelter here somedays.

Onbeschrijfelijk mooi. Laten we hopen dat het nummer, en natuurlijk de band, net zo onuitwisbaar blijkt te zijn als een prachtige foto van vroeger. Voor altijd. Like scattered black and whites.

Keuze Tricky Dicky: Specs Hildebrand – I Survived (2006)

Americana aan de Zuiderzee

Soms lijkt dat wat van ver komt beter en lekkerder. In vissersjargon, soms lijkt kaviaar lekkerder dan paling. Maar schijn bedriegt!

Een vreemde vis in de bijt is Theo van Scherpenseel; van geboorte geen Volendammer, maar hij woont er al jaren. Na het verlaten van de popgroep Jen Rog in 1975 kwam zijn boezemvriend (en popjournalist) Jip Golsteijn met de artiestennaam Specs Hildebrand; een karikatuur uit de Bob Evers-jeugdboeken. Beiden waren ook gek van Hank Williams en hebben menige nacht doorgehaald met zijn muziek.

Zijn eerste soloalbum File Under Popular is in zijn geheel geschreven en gecomponeerd door Jip Golsteijn en Ton de Zeeuw (beiden Telegraaf). Vanaf 1984 gingen Specs en Jip samen verder, maar het vroegtijdige overlijden van Golsteijn in 2002 was een dreun voor Specs. Pas in 2006 én met de hulp van vrienden Jan Akkerman en Piet Veerman komt hij met overgebleven materiaal op A Wink At The Moon; een eerbetoon aan het schrijftalent van Golsteijn. De cirkel was rond, mijn platencarrière zat erop, vertelde Specs in een interview. Dat laatste bleek niet correct, want in 2010 – in een vlaag van overmoed – vertelde hij nog wel een akoestische plaat te willen maken. Die kwam er ook (Outsider, en minstens zo mooi), maar dit terzijde.

A Wink At The Moon kent geen hiaten. Prachtige Americana van Nederlandse visbodem. Kun je blind kopen en er op elke verjaardag mee aankomen!

There’s a picture in my baby book
It’s a picture that my father took
The night he woke me up to say goodbye
I cried my heart out though I didn’t know why

 

 

4 comments

  1. Well jammer dat de optie die je bij ‘Other’ zelf kan invullen niet in de uiteindelijke resultaten verschijnt, (Nickelback – Photograph. Sorry)

  2. De jeugdherinnering van Danny den Boef, Rob de Nijs, raakte me. Mooi.
    Het nr. van Elbow krijgt mijn stem. en blijkt ook keuze van Danny. Grappig. Ik vind de posts leuker dan de muziekkeuze, maar samen is het een mooie collage. Dank.
    Met muzikale groet, Marjanne

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.